fbpx

“Een goed interieur gaat zoveel verder dan de inrichting”

“Interieur wordt vaak gezien als een trendgevoelig sausje, maar voor mij gaat het over hoe een gebouw in elkaar zit.” Ilse Mathijssen is afgestudeerd als interieurarchitect, maar noemt zich liever ruimtelijk ontwerper. Ze herkent zichzelf niet in het beeld dat de titel interieurarchitect bij anderen oproept. Op basis van een holistische visie benadert ze opgaven en kruipt ze in de huid van haar opdrachtgevers. “Vanuit een verdiepend onderzoek kom ik met een ontwerp op maat.”

Wat is interieurarchitectuur voor jou?

“Dat architectuur wordt benaderd vanuit de binnenkant. Hoe zit het gebouw in elkaar? Hoe beweeg je je van de ene naar de andere ruimte? Hoe zijn die ruimtes vervolgens vormgegeven? Waar kijken ze op uit? Dit is wezenlijk anders dan ergens een bankje neerzetten of de juiste tegel uitzoeken. De inrichting wordt vaak gezien als het domein van de interieurarchitect, maar dat dekt bij lange na niet de lading van hoe ik aan mijn projecten werk. Daarom noem ik mezelf liever ruimtelijk ontwerper. Hiermee ontstaat ook ruimte om opdrachten van een grotere schaal aan te pakken, want ook die hebben baat bij een benadering vanuit de binnenkant.

Hoe ga je idealiter te werk bij projecten?

“Ik ben geen ontwerper die meteen met een oplossing komt nadat ik met een potentiele opdrachtgever heb gesproken. Ik schiet niet met hagel door verschillende varianten te presenteren en vervolgens te kijken welke ze aanspreekt. Vanuit een holistische visie, waarbij ik ervan uitga dat alles met elkaar is verbonden, doe ik een verdiepend onderzoek. Hierdoor past de uiteindelijke oplossing als een maatpak en voeg ik meer toe dan was gevraagd.”

Kun je een voorbeeld noemen waaruit je holistische aanpak spreekt?

“Een van mijn grootste opdrachten, waaraan ik in co-creatie werk, is een wellnessresort in Noord-Brabant. Het resort komt op een stuk grond middenin de bossen te staan. In plaats van de natuur daar geweld aan te doen, wil ik de natuur leidend laten zijn in het ontwerp. Daarvoor zijn eerst alle aanwezige bomen en planten in kaart gebracht, maar ik wilde verder gaan dan dat. Om meer grip te krijgen op hoe de natuur de ruimtelijke beleving kan beïnvloeden, bezocht ik het kunstwerk ‘Hemels Gewelf’ van James Turrell in Kijkduin. Terwijl ik daar in die kom lag, zag ik hoe de atmosfeer aan het einde van de dag veranderde, hoe de natuur reageerde op het veranderende licht. Zo kregen de blaadjes van de verschillende bomen allemaal een andere kleur. Deze observatie heeft ertoe geleid dat het ritme van de natuur bepalend is geweest voor het hele ontwerp, hoe de reflecties op het water bij een bepaalde zonstand ruimtes verlichten tot de plaatsing van de raamopeningen om de seizoenswisselingen te ervaren.”

“Een beter begrip van hoe andere culturen wonen, en dus architectuur van binnenuit ontwerpen, is de sleutel om te komen tot veiligere en prettigere leefomgeving.”

Haal je altijd je inspiratie uit de natuur?

“Ik laat me inspireren door alles en iedereen. Tijdens een van mijn reizen door Marokko, ben ik geïnspireerd geraakt door de woningplattegronden daar. Van buiten zijn de woningen heel gesloten, maar eenmaal binnen, kwam ik in een oase terecht. Ik geloof dat door bepaalde aspecten van deze plattegronden in te passen in de Nederlandse woontypologie een veiligere en prettigere leefomgeving kan ontstaan, die past in het Nederlandse straatbeeld. De woningplattegrond van binnenuit benaderen is in Nederland niet gebruikelijk, maar ik ben ervan overtuigd dat dit veel kan opleveren voor de samenleving.”

Beeld: Sequentiekaart door MRO//Namelok

Hoe zou je deze observatie inzetten in jouw werk?

“Een beter begrip van hoe andere culturen wonen, is de sleutel om te komen tot veiligere en prettigere leefomgeving. Jane Jacobs’ visie ‘Eyes on the street’ is in die zin heel raak, want dit is iets wat in veel multiculturele wijken nu niet aan de orde is. Vanuit de Nederlandse cultuur ontwerpen we woningen met grote ramen. Prima als je het niet erg vindt dat anderen bij je naar binnen kunnen kijken, maar veel mensen uit andere culturen hechten meer aan hun privacy en voelen zich hier niet prettig bij. Hierdoor hebben ze de hele dag hun gordijnen dicht . Ook maken ze om dezelfde reden niet graag gebruik van de balkons en tuinen waar anderen op uit kijken.  Met als gevolg dat er geen enkele relatie meer is met de omgeving van de woning, waardoor die verpaupert. Straten worden onveilig, achtertuinen en balkons worden opslagplaatsen.”

Hoe kun je als interieurarchitect hiervoor met een oplossing komen?

“Door gebruiken, rituelen, behoeftes en dagelijkse handelingen centraal te stellen, begint het ontwerp van de woning bij het interieur. Zo kun je de verbinding met de directe omgeving verbeteren. Wat zou er bijvoorbeeld gebeuren als de plattegrond – en daarmee het interieur – van de woning wordt aanpast? Zou de privacy van de bewoners beter in acht kunnen worden genomen zodat de gordijnen open kunnen blijven? Zou hiermee de sociale controle op straat kunnen worden versterkt? En wat heeft dit te betekenen voor het algemene veiligheidsgevoel in een wijk? Ik zou dit graag onderzoeken. Beginnen bij het interieur is voor het oplossen van veel ruimtelijk sociale vraagstukken essentieel.”

“Door gebruiken, rituelen, behoeftes en dagelijkse handelingen centraal te stellen, begint het ontwerp van de woning bij het interieur en kun je de verbinding met de directe omgeving verbeteren.”

Dit betekent een grotere rol voor jou als interieurarchitect in veel projecten. Hoe zie je dit voor je?

“Dit begint bij het vertrouwen van de opdrachtgever. Ik werk het liefst met bouwende pioniers: mensen met een uniek idee die de ambitie hebben om iets van waarde achter te laten, maar niet precies weten hoe dit eruit moet komen te zien. Op basis van een verdiepend onderzoek, ontwikkel ik een allesomvattende visie. Vervolgens zijn goede samenwerkingen met bouwkundigen en architecten nodig om deze visie te laten landen en ervaarbaar maken.”

Soms helpt jezelf andere benaming geven ook om je beter te positioneren ten opzichte van je opdrachtgever en de samenwerkende partijen. Heb jij die ervaring ook?

“Ik zit vaak aan tafel met alleen maar mannen, als ik dan zeg dat ik interieurarchitect ben, voelt dat stigmatiserend. Ik hoor ze denken: ‘zij houdt zich dus bezig met de kussens en de gordijnen’. Door mezelf ruimtelijk ontwerper te noemen, voorkom ik deze valse start. Maar goed, ik heb dan nog steeds als enige vrouw aan tafel te maken mannen waarvan de ego’s soms botsen. De onlinefilmpjes en boeken van ‘Stratego voor Vrouwen’ hebben me geholpen om hier beter mee om te gaan.”

Welk inzichten heb je hierdoor opgedaan?

“Ik heb een veel beter begrip gekregen van de verschillende krachtenvelden waarin ik me bevind en de ongeschreven regels van het ‘politieke spel’, maar ook in de verschillende oriëntaties van mannen en vrouwen en de uitwerking daarvan op samenwerkingen. Door een krachtenveldanalyse wordt voor mij duidelijk wie welke rol vervult en welke houding ik zelf het best kan aannemen als ik een bepaald doel voor ogen heb. Het heeft me enorm geholpen. Nu denk ik meer strategisch en pas ik mijn gedrag ten opzichte van mijn gesprekspartner aan, waardoor ik meer voor elkaar krijg.”

Uiteindelijk is jouw werkwijze een pleidooi voor een zorgvuldigere aanpak, waarbij het interieur een integraal onderdeel vormt van het uiteindelijke resultaat. Zie je hiervoor ruimte in de huidige bouwpraktijk?

“Veel bouwbudgetten worden bepaald aan de hand van de economische levensduur van een gebouw. Risico’s worden zoveel mogelijk verlaagd in plaats van dat een algehele kostenverlaging voor de samenleving leidend is. En dat is jammer. Want wanneer een gebouw zorgvuldig is ontworpen, comfortabel in gebruik is en past in de omgeving, dan is de toegevoegde waarde ervan zoveel groter en wordt ook economische levensduur gemakkelijk overschreden. Gebouwen van nu hebben minder tijd om zich te bewijzen, waardoor de kwaliteit onder druk komt te staan.”

“Als ik bijvoorbeeld kijk naar de plattegronden van (sociale) woningen die met geweld uit de grond worden gestapt, dan word ik daar heel treurig van. Er wordt weinig onderzoek gedaan en geëxperimenteerd. Passen de standaard woningplattegronden nog wel bij de manier van leven van de huidige maatschappij? Representeert de (sociale) woningbouw nog wel de tijd waarin ze worden gebouwd? Welke verbeterslagen zijn er te maken? In de woonvisies van verschillende steden lees ik alles over de mix tussen arm en rijk en over het verduurzamen van woningen. Belangrijke punten, maar niemand lijkt de vraag te stellen of de typerende Nederlandse woning nog wel volstaat in de huidige samenleving. Ook dit lijkt me interessant om te onderzoeken.”

Op de hoogte blijven van alle interviews in de rubriek Mevr. De Architect? Meld je dan aan voor de nieuwsbrief!