De Nederlandse situatie vergeleken met de Duitse
Vrouwen veroveren de architectenbranche: op opleidingen aan universiteiten en hogescholen zijn vrouwen goed vertegenwoordigd en bij groeiende aantallen studenten blijft ook het aandeel vrouwen al jaren stijgen. Terwijl in Nederland ongeveer evenveel vrouwen als mannen kiezen voor een studie architectuur, was dat aan de Duitse universiteiten in 2016 al 58%.
Het Duitse online platform g-pulse presenteert in het artikel ‘Frauen in der Architektur: Zehn berühmte Architektinnen und ihre Werke’ [‘Vrouwen in de architectuur: tien beroemde architectes en hun werken’] het werk van succesvolle vrouwen – van wie inmiddels zes zijn overleden – en opent als volgt: “Architectuur was lange tijd voorbehouden aan mannen. Toch hebben vrouwen de afgelopen anderhalve eeuw belangrijke maatstaven gezet voor de moderne architectuur. (…)” Dus de conclusie is dat alles lekker loopt binnen de architectuur? In 2020 mag je daar wel van uitgaan. Maar als we het aantal vrouwelijke professoren aan architectuurfaculteiten tellen of kijken naar het aantal vrouwen op managementniveau van architectenbureaus, rijst de vraag of vrouwen als professioneel architect daadwerkelijk gelijk aan hun mannelijke collega’s.
De cijfers
Een blik op de cijfers in Europa laat zien: 38 procent van alle mensen die werkzaam zijn in de architectuur is vrouw. Dat komt overeen met het aandeel vrouwelijke architecten in Duitsland. In Nederland bedraagt dat deel slechts 23 procent. In heel Europa is 24 procent van alle freelance architecten vrouw. Van de leidinggevenden bij grotere architectenbureaus is slechts 10 procent vrouw. En zelfs dit tiende deel blijft vaak onzichtbaar of onbekend. Hoe komt dat? Is het zo dat vrouwen er na hun studie structureel mee ophouden? En zo ja, waarom? Is hier sprake van uitsluitingsmechanismen die voortvloeien uit de beroepscultuur? Zijn hierover degelijke gegevens beschikbaar?
Veel vragen en de wens naar een valide uitgangsbasis voor verdere stappen waren de aanleiding tot een eenjarig onderzoek dat werd uitgevoerd door een onderzoeksteam van de Fakultät für Architektur van de Technische Universität München samen met Paula Villa Braslavsky, professor aan de leerstoel sociologie/genderstudies aan de Ludwig Maximilians-Universiteit. Dit onderzoek kijkt naar vrouwelijke architecten en hun positie, zowel in de academische omgeving als ook in de beroepspraktijk. Ook belicht het de beroepscultuur van architecten in het algemeen.
Vrouwelijke architecten als rolmodel
In beginsel lijkt er in deze branche een probleem te zijn met de vertegenwoordiging van vrouwelijke leidinggevenden als rolmodel. Vrouwelijke architecten met een leidinggevende functie bij een bureau krijgen minder vaak dan hun mannelijke collega’s de gelegenheid zich extern te presenteren en zo aandacht en erkenning voor hun werk te krijgen. Hoewel ze intern een doorslaggevende rol spelen voor het succes van het bureau, ontbreekt hun zichtbaarheid zowel naar de buitenwereld als ook binnen hun professionele omgeving. Deze externe onzichtbaarheid van vrouwelijke architecten die partner zijn of een eigen bureau runnen, zorgt ervoor dat er geen rolmodellen zijn voor studentes en jonge vrouwelijke architecten. En die hebben ze nodig om zelf leidinggevende functies aan te durven. Voorbeelden van positieve carrières bieden namelijk zicht op mogelijkheden om de eigen loopbaan vorm te geven. En bieden ook voorbeelden hoe om te gaan met de speciale uitdagingen waar vrouwelijke architecten mee worden geconfronteerd. Ook aan universiteiten zijn vrouwelijke professoren in de minderheid en dat betekent dat vrouwelijke rolmodellen al tijdens de studie ontbreken. Toch is het juist voor de beroepskeuze en voor promoties doorslaggevend om vertrouwen te ontwikkelen in de eigen vaardigheden en competenties. Want alleen wie overtuigd is van zijn eigen kunnen, kan dit ook uitstralen in dagelijkse werksituaties.
Vrouwelijke architecten in de wetenschap
Het aan het begin van dit artikel geschetste optimistische beeld dat er bij de architectuuropleidingen sprake is van even veel vrouwen als mannen, raakt deze verhouding uit balans als het gaat om een wetenschappelijke carrière. De ontwikkeling hiervan aan Nederlandse en Duitse architectuurfaculteiten weerspiegelt de situatie in het Europese wetenschappelijke landschap. Naarmate de carrière vordert wordt deze kloof steeds groter en is uiteindelijk het grootst op het niveau van professoren en hoogleraren. Ondanks dat de problematiek van de huidige situatie wel degelijk wordt erkend, ontbreekt het dikwijls aan concrete oplossings- en implementatiestrategieën. De TU Eindhoven valt hierbij positief op door half jaar lang alleen maar vrouwelijke wetenschappers aan te stellen. Behalve dat er gebrek is aan duurzame strategieën met consequente doelstellingen, maken de meeste universiteiten en academies ook geen gebruik van naadloze gegevensmonitoring. Door gegevens te verzamelen, is het mogelijk zowel de vertegenwoordiging van mannen en vrouwen in de verschillende statusgroepen alsook in de ontwikkelingen gedurende bepaalde periodes te observeren. Op deze manier worden vooruitgang, maar ook stagnatie of achteruitgang zichtbaar. Bovendien kan via gegevensmonitoring worden beoordeeld of maatregelen noodzakelijk zijn en of al ingevoerde maatregelen effectief zijn.
Vrouwelijke architecten in de beroepspraktijk
Maar wat gebeurt er wanneer de goed opgeleide vrouwen de overstap maken naar de beroepspraktijk? Hier worden ze vaak geconfronteerd met twee uitdagingen. Enerzijds is er het ‘echte beroepsleven’, dat vaak niet overeenkomt met het beeld dat tijdens de studie is ontstaan. Creativiteit is veelal de belangrijkste motivatie om architectuur te studeren en voor dit beroep te kiezen, en wordt tot centraal element van de beroepsidentiteit. Een ander deel van de gangbare beroepsmythe is het idee dat mannelijke en vrouwelijke architecten hun creativiteit vrij kunnen ontplooien en zich kunnen focussen op hun creaties. In de praktijk blijkt vervolgens dat ze te maken krijgen met een groot aantal organisatorische taken en bureaucratische beperkingen. Het creatieve aspect van het beroep raakt daarmee deels op de achtergrond.
Anderzijds worden vrouwen geconfronteerd met een door mannen gedomineerde werkomgeving: in architectenbureaus worden hogere functies bekleed door mannelijke collega’s, wat betekent dat die ook de beslissingen nemen over de promoties van mannelijke of vrouwelijke medewerkers. Zo ontstaat er een hiërarchische situatie op de scheidslijn van geslacht, waarin mannen zich in hogere posities bevinden dan vrouwen. Vrouwelijke architecten staan daarmee vaak voor de taak hun kwalificatie extra te moeten bewijzen met bijzondere prestaties. In Nederland is slechts 12% van de directeuren van architectenbureaus vrouw. Meegerekend zijn hierbij ook de vrouwen die samen met mannelijke partners een bureau leiden. In 2017 stond geen enkel bureau dat uitsluitend door een vrouw of door een team vrouwen wordt geleid in de top 20 van de belangrijkste architectenbureaus in Duitsland. In de samenleving wordt het beroep van architect nog steeds beschouwd als mannenwerk. Dat beeld wordt ondersteund door een narratief dat een heel team met leden van beide geslachten reduceert tot één vermeend leidinggevende. Vaak is dat de man – wiens achternaam deel uitmaakt van de naam van het bureau. Zelfs als de vrouwelijke partner minimaal net zo bekend is onder vakgenoten, is bij het publiek vaak alleen de man zichtbaar.
Vrouwelijke architecten in de spotlight
Het DAM, het Deutsche Architekturmuseum in Frankfurt, biedt met een terugblik op zijn eigen verleden in het kader van de expositie ‘Frau Architekt’ het volgende beeld: sinds de oprichting van het museum halverwege de jaren tachtig zijn 370 exposities gepresenteerd. Ongeveer honderd daarvan waren gewijd aan individuele mannelijke architecten. Daarentegen toonden slechts vier exposities de monografieën van vrouwelijke architecten.
In het kader van het onderzoek werden de exposanten in de Architekturgalerie München van de afgelopen tien jaar geteld. En ook hier blijkt: het aandeel vrouwelijke exposanten bedraagt 18 tot 38 procent per jaar. Een vergelijkbaar beeld dient zich aan als we kijken naar de Deutsche Architekturpreis.
Het meest prominente voorbeeld is zonder twijfel de Pritzker Prize, die al bijna veertig jaar lang jaarlijks wordt toegekend. Tot nu toe mocht in totaal drie keer een vrouw deze in ontvangst nemen (situatie 2018). Het duidelijkst werd het gebrek aan gelijkheid bij het uitreiken van de Pritzker Prize toen Denise Scott Brown in 2013 tevergeefs vroeg om met terugwerkende kracht onderscheiden te worden. Toen Robert Venturi deze prijs in 1991 ontving, expliciet ter ere van zijn levenswerk, onder andere voor een van de belangrijkste boeken over postmodernisme in de architectuur ‘Learning from Las Vegas’ uit 1972, bleef Denise Scott Brown, jarenlang zijn partner en mede-auteur van het boek, met lege handen achter.
Vrouwelijke architecten en hun gezin
Bij onderzoek naar de vraag of het beroep van architect te combineren valt met een gezin, stuit men allereerst op concrete maatschappelijke structuren die ertoe leiden dat vrouwen ondervertegenwoordigd zijn in de architectenbranche. Ondanks vooruitgang en feministische bewegingen die zorgen dat de verhouding tussen de geslachten verschuift, is het traditionele gezinsmodel namelijk ook nu nog diep verankerd in wetten, regelgeving en het openbare aanbod. De vraag rijst dan ook in hoeverre het uitvoeren van het beroep van architect ruimte biedt voor het moederschap als dit niet verenigbaar is met de beroepsspecifieke habitus en de daaruit voortvloeiende beroepscultuur. In plaats van ideologische voorwaarden van het beroep architect klakkeloos over te nemen en te accepteren, is het van belang de ongeschreven regels te concretiseren en te bevragen. Het beroep van architect wordt sterk beïnvloed door een bepaalde beroepshabitus die mannelijke en vrouwelijke architecten bepaalde eigenschappen toekent en een bepaald, geïdealiseerd beeld van hun vaardigheden schetst. Nauw daarmee verbonden is de mythe van het eeuwig creatieve, nachten doorwerkende mannelijke genie.
In plaats van ideologische voorwaarden van het beroep architect klakkeloos over te nemen en te accepteren, is het van belang de ongeschreven regels te concretiseren en te bevragen.
Het beroep van architect wordt in het algemeen ervaren en beschreven als een ambitieus beroep met lange werkdagen, dat 100 procent beschikbaarheid vereist en dus leidt tot een sterke afbakening van werk en privé. Een groot deel van het architectenschap wordt en blijft gevangen in het traditionele beeld dat dit beroep wordt gekenmerkt door een aanwezigheidscultuur. Vaak wordt dit beeld al tijdens de studie overgebracht. Maar kan het niet anders? Een boeiende discussie over dit onderwerp voerden onlangs Harriet Harriss, decaan van het Pratt Institute, en Patrik Schumacher, directeur van Zaha Hadid Architects, tijdens de Dezeen Day. Terwijl Harriss tekorten in de architectuurindustrie benoemt en pleit voor een diversere architectuurpraktijk en gelijke rechten op verschillende niveaus (opleiding, wetenschap en praktijk), houdt Schumacher vast aan de mythes van de traditionele architect.
Wat betreft invoering van nieuwe, flexibele arbeidstijdmodellen geeft de Duitse architectuursector weinig blijk van innovatiedrang. Het zijn vooral vrouwen die parttime werken: in Duitsland werkt 38% van de vrouwelijke werknemers bij architectenbureaus in deeltijd – tegenover slechts 4% van de mannen. Deeltijdarbeid en innovatieve arbeidstijdmodellen die in andere creatieve sectoren al lang met succes zijn ingevoerd, worden onder architecten vaak geassocieerd met een slecht imago en een nadelige invloed op taken met grote verantwoordelijkheid en leidinggevende functies.
Dat het op het gebied van aanwezigheidscultuur binnen de context met leidinggevende functies niet per se gaat om een structurele beperking van het beroep, laten bureauhoofden zelf zien door parallel aan hun werkzaamheden in de praktijk ook te doceren of te onderzoeken aan universiteiten.
Maar in het publieke debat worden structurele oorzaken en effecten vaak genegeerd of niet verder bevraagd. Een open onderzoeksvraag die in deze context gesteld kan worden is bijvoorbeeld: hoe organiseren architecten hun vaderschap en hoe verenigen zij dat met het beroep van architect? Of, zoals Alexandra Hagen (CEO, White Architekter) het formuleerde in een interview met de DAB: “Het gaat erom dat mannen meer verantwoordelijkheid moeten nemen binnen het gezin en dat vrouwen meer verantwoordelijkheid zouden moeten nemen op kantoor. Het is ook belangrijk dat mannen worden geholpen om vader te zijn.”
Gender pay gap
De zogenoemde ‘gender pay gap’ is een probleem dat zich niet alleen beperkt tot de architectuur. In 2019 verdienden vrouwen in Duitsland 20 procent minder dan mannen. Daarmee is dit verschil in verdiensten 1 procent lager dan de jaren ervoor. Nederland zit met 14,7% dichtbij het gemiddelde van 14,1%. En de architectenbranche? Een blik op de getallen in Europa laat hier een licht positieve tendens zien: zo bedragen de geslachtsspecifieke salarisverschillen nog altijd 25 procent in het voordeel van de mannelijke architect, maar daarnaast is ook te zien dat deze kloof toeneemt naarmate de leeftijd vordert; op een leeftijd van 30 tot 34 jaar zijn de verdiensten van vrouwen juist iets hoger dan die van mannen.
Per land zijn de cijfers echter verontrustend: volgens een onderzoek van het Hommerich-Forschungsinstitut verdienen vrouwelijke architecten en planners in Duitsland gemiddeld 30 procent minder dan hun mannelijke collega’s. Deels ontstaan deze salarisverschillen al direct aan het begin van de loopbaan. Dat wijst heel duidelijk op een ongelijke behandeling van vrouwen en mannen, omdat beiden geslachten na het afstuderen over een vergelijkbaar kennisniveau beschikken. Factoren zoals loopbaanonderbreking en deeltijdarbeid kunnen hier geen rol spelen.Anders gezegd: bij vergelijkbare kwalificatie en in een gelijke positie verdienen vrouwen minder dan mannen. Alleen transparantie kan hier zorgen voor verandering en gelijke behandeling. Dus architecten: biedt meer openheid over de salarissen!
Het onderwerp geld komt ook terug bij de beroepsuitoefening van zelfstandige vrouwelijke architecten. Nog altijd zijn de meeste opdrachtgevers man: “Het geld is in handen van mannen.” Veel uitspraken tijdens interviews met vrouwelijke architecten voor ons onderzoek laten duidelijk zien dat bepaalde competenties minder worden toegekend aan vrouwen. Volgens de heersende vooroordelen zouden mannen geschikter zijn voor de technische en financiële kant van het beroep. Vrouwen zouden eerder talent hebben voor de aspecten die verband houden met esthetische, verfraaiende, en dus zachte competenties. Daaruit zou eventueel kunnen worden afgeleid dat de reden voor een lager salaris ligt in de reductie tot deze zachte factoren. Hier moet echter meer en uitgebreider onderzoek naar worden gedaan.
Cultuur is de grondslag voor verandering
Mannelijke en vrouwelijke architecten hebben de taak met hun planning recht te doen aan de realiteit van de levens van alle leden van onze samenleving, die veelkleurig en divers is. De blik moet daarom worden verbreed naar de behoeften van iedereen. Dat vereist een divers architectenlandschap dat de hele samenleving vertegenwoordigt. Ons onderzoek draagt bij aan een bewustmaking voor dit onderwerp en leidt aan de Fakultät für Architektur van de TU München tot concrete veranderingen. Dat er behoefte is aan verder onderzoek blijkt tegelijk uit het grote aantal en de verscheidenheid aan open onderzoeksvragen. Bij onderzoek voor dit artikel werd duidelijk dat er geen gegevens beschikbaar zijn om de situatie van vrouwen in de architectenbranche in Nederland goed te beoordelen. Cijfers, data en feiten zijn juist een belangrijke grondslag om eventuele misstanden te kunnen aantonen.
De empirische en kwantitatieve bewijzen van dit onderzoek, evenals de feedback en belangstelling ervoor laten zeer duidelijk zien dat in het beroep van architect het geslacht een onderwerp is waar niet vanzelf een oplossing voor komt. De gegevens die momenteel wel al beschikbaar zijn moeten een aanzet zijn om te veranderen en een nieuwe cultuur in de architectenbranche te ontwikkelen. Cultuur is de grondslag voor verandering. Of om te eindigen met de beroemde zin van Peter Drucker: “Culture eats strategy for breakfast.”
Note: De overwegingen in dit artikel berusten grotendeels op het onderzoek ‘Women in Architecture’, 2019, alle bronnen en literatuur staan daarin vermeld. Dit onderzoek is in het Engels te downloaden via de volgende link: https://mediatum.ub.tum.de/1578727