fbpx

Door de ogen van de tijd

“Werd in 2008 een dergelijk gebouw nog als icoon van het kapitalisme verguisd, nu zien we het als een rots in de branding waar we gelukkig nog samen kunnen komen”, zegt Kirsten Hannema over het coverproject Forum Groningen door NL Architects. “Uiteindelijk bekijk je de projecten door de ogen van de tijd.” Een week na de presentatie van het jaarboek Architectuur in Nederland 2019 / 2020 spreek ik haar samen met Teun van den Ende. Beiden zijn lid van de redactie. Het jaarboek is voor hen geen top 30 beste projecten, maar een podium om opgaves en thema’s in de architectuur aan te kaarten. Met essays proberen ze het jaar te vangen en tegelijk de onderbelichte, minder ontwikkelde kant van architectuur een plek te geven.

Het centrale thema van het jaarboek Architectuur is dit jaar ‘pleased to meet you’. Hoe ontwikkelde dit thema zich gedurende de projectbezoeken?

Kirsten: “Voor wie is dit gemaakt? Wie is hiermee geholpen? En hoe toegankelijk is het? Stelt het project zich open voor de ander? Deze vragen stonden centraal tijdens onze projectbezoeken. We kwamen tot de constatering dat de mensen die uiteindelijk gebruik maken van het gebouw, soms buiten spel of tegenover elkaar worden gezet. Nieuwbouw voor de mensen met geld, de matig gerenoveerde flat voor mensen zonder geld.”

Teun: “Veel architectenbureaus sturen voor het jaarboek een villa in. Geen slechte projecten, maar we hebben er slechts twee opgenomen. We geven een verkeerd signaal af als we alleen architectuur selecteren die slechts bereikbaar is voor een selecte groep rijke mensen. Onze aandacht ging vooral uit naar projecten die als doel hadden een plek te maken waar iedereen zich thuis voelt, zoals het woongebouw Rhapsody in Amsterdam door Tangram Architekten.”

Onze aandacht ging vooral uit naar projecten die als doel hadden een plek te maken waar iedereen zich thuis voelt

Rhapsody en Fenix I in Rotterdam door mei architecten en stedenbouwers zijn de enige twee grote woongebouwen in het jaarboek, terwijl de woningnood hoog is en er veel is gebouwd. Hoe kan dit? Is er relatief weinig goede woningbouw neergezet?

Teun: “Tijdens een projectbezoek was het soms voelbaar dat het niet in de eerste plaats voor de bewoners maar voor de opdrachtgever was ontworpen. Dan was het project voor ons meteen al minder interessant. Enkele sociale woningbouwprojecten die we bezochten vielen tegen. Het waren cleane projecten waar we weinig op aan te merken hadden, maar ze voegden ook weinig toe voor de bewoners en de buurt.”

Kirsten: “De paniek om woningen te bouwen is zo groot, dat het de kwaliteit niet ten goede komt. ‘Als we nu ook nog een architect betrekken dan wordt het alleen maar gedoe en te duur’, lijkt wel de gedachte. Teun vroeg aan één van de opdrachtgevers waarop hij het meest trots was. Hij antwoordde dat alles binnen de tijd en het budget was gerealiseerd. Dat vond ik onthutsend.”

Teun, jouw essay is samen te vatten als een kritische uiteenzetting van het asociale woningbeleid van de overheid het afgelopen decennium. Is dit een gevolg van het marktdenken dat de overhand heeft gekregen?

Teun: “Dat is in beginsel de oorzaak, al ligt het gecompliceerder, want er is wel degelijk nagedacht over hoe de markt het zou moeten aanpakken. De overheid kan op lokaal niveau sturen. Steden als Amsterdam en Rotterdam pakken dit op, maar willen ook graag dat er landelijk meer sturing komt. Al zo’n 15 jaar lang worden er te weinig woningen gebouwd. Alleen studentenhuisvesting wordt voldoende neergezet, want daar zit een goed verdienmodel achter. Maar wil je beantwoorden aan de vraag van ouderen en starters, dan is daar stimulering en regulering van de overheid voor nodig. Onze sterke volkshuisvestingstraditie is verdwenen. Woningcorporaties krijgen steeds minder geld meer van de overheid, mede omdat sommige corporaties er een potje van hebben gemaakt. Daardoor is hun financiële armslag verdwenen.” 

Kirsten: “Architect Hans van der Heijden vertelde mij dat sociale woningbouw tegenwoordig niet te mooi mag zijn. Dat zou de indruk geven dat er met geld wordt gesmeten. Een sober en doelmatig ontwerp is beter verdedigbaar. Dit is natuurlijk een hele rare gang van zaken. Er is zoveel talent en vermogen bij architecten om met hetzelfde geld iets moois te maken, dat moeten we benutten.”

Teun: “De wil vanuit het architectuurveld is er zeker, zo zet Ninke Happel (van architectenbureau Happel Cornelisse Verhoeven, red.) zich al jaren in voor een woongenootschap in Rotterdam. Maar er wordt zo weinig gerealiseerd, waardoor onze volkshuisvestingstraditie alleen nog maar bestaat uit voorbeelden uit het verleden. Natuurlijk zijn er ook nu innovaties binnen de woningbouw, maar vooral op het gebied van duurzaamheid. Dat is goed en nodig, maar we missen een visie op hoe we willen samenleven. Een goede woning is een essentiële voorwaarde om een normaal en veilig leven te kunnen leiden.”

We missen een visie op hoe we willen samenleven. Een goede woning is een essentiële voorwaarde om een normaal en veilig leven te kunnen leiden.”

Hoe keren we het tij?

Teun: “In landen als Zwitserland, Duitsland en Denemarken zijn meer dan voldoende voorbeelden van goede woonkwaliteit. Aan deze landen kunnen we ons optrekken. Ik stel daarom voor dat vertegenwoordigers van de ministeries van OCW en BZK met alle woningcorporaties op excursie gaan naar Zwitserland. Na afloop stellen ze een catalogus samen van methodes en voorbeelden. Dan staat over een paar jaar het jaarboek hopelijk vol met woningbouwprojecten.”  

De uitbraak van het coronavirus COVID-19 houdt sinds begin dit jaar de gemoederen bezig. Iedereen zit veel thuis. Hierdoor ontstaat een andere beleving van wat ons thuis zou moeten zijn. Wat hebben jullie hiervan gemerkt tijdens de projectbezoeken? 

Kirsten: “Door het coronavirus moet je ineens thuiswerken, ook als je huis daarvoor niet geschikt is. Vooral voor jonge mensen is het moeilijk om een goede woning te vinden. Zeker als je behoefte hebt aan een studieruimte zoals bijvoorbeeld de muzikanten van het Concertgebouworkest. Omdat veel van hen dat niet hebben, is de voormalige kunstschool in Amsterdam door Team V verbouwd tot Huis voor het Koninklijk Concertgebouworkest. Zij kunnen daar oefenen en verblijven voor en na concerten. Dat we nood hebben aan dergelijke ‘stadswoonkamers’, zegt veel over de kwaliteit van gewone woningen.” 

Vervult het Forum in Groningen ook zo’n belangrijke rol nu?

Kirsten: “Ja. Zelfs mensen die geen huis hebben mogen hier naar binnen. De organisatie heeft op alle vlakken een welkome sfeer gemaakt, legde de directeur uit. Geen hufterproof meubilair maar overal luxe stoelen en kussens om te zitten. Het is het tegenovergestelde van de ‘we zijn op tijd en binnen budget’ mentaliteit.”

Als redactie van het jaarboek hebben jullie uiteindelijk zo’n 40 projecten bezocht. Welke projecten hebben jullie verrast?

Teun: “Projecten die tot dan toe onder de radar waren gebleven en heel goed zijn, zoals Buitenplaats Brienenoord in Rotterdam door Superuse Studios. Dit hele project is ontwikkeld samen met de mensen waarvoor het is ontworpen. Er zit een sterke sociale component in. Terwijl het door iedereen wordt het herkend als een fantastische plek, zijn de architecten heel bescheiden. Ook de aardbevingsbestendige verbouwing van een woonhuis in Leermens door MINT Architecten was een verrassing dankzij een gouden tip van een fotograaf.

Kirsten: “Beide architectenbureaus zijn relatief bescheiden, net als Maurer United Architects. De door hen verbouwde Muziekgieterij in Maastricht is een eigenzinnig project waarbij heel knap esthetische kwaliteit is gecombineerd met grondige kennis van de gebruikers en het rijksmonument.”

Teun: “Over de fotografie van het complex hebben we nog een discussie gevoerd. Veel architectuurfoto’s zijn zonder mensen, maar wij wilden ook een foto van het gebouw die gemaakt was tijdens een concert. Ik vind dat lege architectuurfoto’s niets toevoegen. Een beeld van een concertzaal gevuld met mensen zegt veel meer.”

Nu we het toch hebben over een goed begrip van een project. Het derde redactielid Arna Mačkić is afwezig tijdens dit gesprek omdat ze nog met zwangerschapsverlof is. Hoe hebben jullie haar inbreng ervaren tijdens de projectbezoeken?

Teun: “Het is echt een eyeopener om door de ogen van Arna naar projecten te kijken. Het lijkt wel of ze een zesde zintuig heeft om snel in te kunnen schatten met welke bedoelingen een architect aan het werk is gegaan. Om de impact ervan te begrijpen, onderzoekt ze waarom het gebouw er staat en wie er aan de touwtjes trekt. Space Encounters heeft bijvoorbeeld in Amersfoort een werkgebouw ontworpen dat zich openstelt naar de buurt. Zo zijn er ook flexibele werkplekken te huur. Arna vraagt dan meteen wat de huurprijs is, om te onderzoeken of de intenties wel waar worden gemaakt. De prijs bleek verrassend laag, waardoor de werkplekken daadwerkelijk toegankelijk zijn voor mensen uit de buurt.” 

Kirsten: “De reden dat Arna architect is geworden is een andere dan de waarom de meeste Nederlandse studenten aan de opleiding Bouwkunde beginnen. Zij wordt gedreven door persoonlijke ervaringen in haar geboorteland Bosnië, heeft een missie om de wereld beter te maken. Ik kan me niet voorstellen hoe het is als je eigen stad verwoest is, of dat er nog steeds conflict over is. Daarmee is ze een hele bijzondere toevoeging aan de redactie.”

Arna’s essay ‘De ogen van de architect’ gaat over het gebrek aan diversiteit binnen de architectenbranche. Uiteindelijk is haar essay een aanklacht hoe architectenbureaus omgaan met hun personeelsbeleid, terwijl ze zich hier misschien niet van bewust zijn. Kan de oorzaak liggen in het feit dat mensen van nature geneigd zijn iemand aan te nemen die op ze lijkt?

Kirsten: “Dat zou heel goed kunnen, maar daarvan zouden bureaus zich inmiddels bewust moeten zijn. Ik kan me voorstellen dat bureaus die werken aan binnenstedelijke projecten in steden waar mensen uit talloze culturen wonen niet meer geloofwaardig zijn als ze met een volledig wit team aankomen.”

Teun: “Volgens mij is dit ook goed te ondervangen door een ander sollicitatiebeleid. Je maakt al verschil als je de eerste ronde anonimiseert. En als dan iemand op gesprek komt, dwing je jezelf te kijken naar de feiten en wat iemand in zijn mars heeft in plaats van naar zijn naam, kleur, sekse of culturele achtergrond.”

“Ik kan me voorstellen dat bureaus die werken aan binnenstedelijke projecten in steden waar mensen uit talloze culturen wonen niet meer geloofwaardig zijn als ze met een volledig wit team aankomen.”

Drie van de vier essays zijn ook opgepikt door Pakhuis de Zwijger. In een drieluik van Architecture Now wordt de rol en zelfs de verantwoordelijkheden van de bouwkunstenaar in een veranderende samenleving centraal.

Kirsten: “De spin-off die we met dit jaarboek hebben, is geweldig. Dit betekent dat het bruikbaar is wat we hebben gemaakt.”

Kirsten, tijdens de presentatie van het jaarboek sprak je over ‘architectuur zonder muren’. Wil je hiermee het begrip architectuur oprekken?

Kirsten: “In mijn essay ga ik in op immaterieel erfgoed, de verhalen die in gebouwen en steden besloten liggen. Dat is een onderbelicht en minder ontwikkeld aspect van architectuur. Door hier aandacht aan te geven probeer ik tot een completer beeld van het vak te komen, dat is volgens mij iets anders dan het oprekken. Architectuur studeer je vaak aan een technische universiteit, terwijl de alfawetenschappen, zoals sociologie en psychologie, een belangrijk onderdeel horen te zijn. Als er iemand is die het begrip architectuur oprekt, dan is het gastauteur Adeola Enigbokan met haar essay ‘Burger-Architect-Vriend’. Voor haar is architectuur meer dan wat door architecten is gebouwd. Zij kent ook veel meer waarde toe aan het proces en de menselijke relaties rondom de totstandkoming en het gebruik.”

In jouw essay schrijf je ook dat architecten hun rol zouden moeten pakken als verhalenzoekers om mensen en gebruikers een plek te geven, bijvoorbeeld als het gaat over circulair bouwen. Hoe zie je dat voor je?

Kirsten: “Architecten geven vaak bij de oplevering hun gebouw over aan de gebruikers. Hun werk zit erop. Maar het gebruik is onderdeel van de architectuur. Ik snap dat gebruikers betrekken het proces niet gemakkelijker maakt, zeker niet als er haast is. Het is daarom de kunst om uit te vinden hoe je dat toch voor elkaar krijgt. Vooralsnog wordt er niet veel anders dan een inspraakavond ingezet. Het is een onontgonnen gebied en elke situatie is anders. Het begint bij een open houding en kijken wat passend en mogelijk is. Zo heeft Maurer United vooraf met gebruikers concerten in een tijdelijke zaal georganiseerd in het – te renoveren – gebouw om uit te vinden wat wel en niet werkt.”

Hoe kunnen architecten ervoor zorgen dat ze ontwerpen maken die beter aansluiten bij de doelgroep?

Kirsten: “Architecten zijn heel goed in het maken van analyses op basis van zichtassen en verkeersstromen, maar ze zouden meer veldwerk moeten verrichten. Door verhalen ‘op te halen’ zien ze nieuwe en andere dingen. Erfgoedorganisatie Imagine IC in Amsterdam Zuidoost heeft hier veel ervaring mee opgedaan. Hun project voor garage Kempering bespreek ik in mijn essay. De vraag was of de garage slooprijp was of juist een monument moest worden: wie bepaalt wat van waarde is? Ze hebben met alle gebruikers en bewoners gesproken en daarbij was er plek voor zowel positieve als negatieve sentimenten. Architecten denken toch vooral in oplossingen. In dit geval was bouwen geen oplossing meer. Het gebouw is uiteindelijk gesloopt. Maar dankzij Imagine IC leeft het voort als ‘mentaal monument’.”

Begin maart 2020 werd een motie voor de terugkeer van VROM aangenomen en tijdens de presentatie van de Nationale Omgevings Visie werd duidelijk dat minister Ollongren meer regie krijgt. Tegelijkertijd is participatie een belangrijk onderdeel van de Omgevingswet. Wat zouden jullie het kabinet adviseren?

Teun: “Ik weet niet of de terugkeer naar VROM de juist reflex is om in te schieten. Bepaalde opgaves moet je op nationaal niveau aanpakken, zoals de energietransitie en de woningnood. Als het rijk een duidelijke visie hierop heeft, kunnen architecten en stedenbouwkundigen hun werk ook beter doen. Maar er zijn een heleboel andere zaken waar je prima – of zelfs beter – lokaal aan kunt werken. In de jaren zeventig was er bijvoorbeeld veel aandacht voor fietsers. In al onze steden is ruimte voor de fiets ontworpen. Maar ondertussen zijn door de uitbreiding van snelwegen de fietsroutes in en uit de stad slecht op elkaar aangesloten. Groepjes wielrenners pakken nu allemaal dezelfde routes. Dat levert onnodige overlast op, met kleine ingrepen zou je veel meer routes kunnen creëren.”

Kirsten: “De overheid moet aan de ene kant erkennen dat ze niet alles uit handen kan geven. Dijken zijn niet de enige ruimtelijke componenten die nationaal moeten worden geregeld. Voor bepaalde opgaven moeten ze de regie terugpakken. Maar aan de andere kant zitten de burgers. Zij moeten eerder worden betrokken. De energietransitie loopt niet voor niets overal spaak. Mensen protesteren tegen wind- en zonneparken en vragen zich af wie dit gaat betalen. Dit los je alleen op door dergelijke opgaves van twee kanten aan te vliegen. Architecten zijn misschien wel de aangewezen personen om dit te doen, omdat ze opgeleid zijn om ‘stevigheid, schoonheid en nut’ zoals Vitruvius architectuur definieerde, met elkaar te verknopen.”