De openbare ruimte moet ook door de ogen van vrouwen worden bekeken en vormgegeven
In veel ontwerptrajecten is de vrouwelijke blik een blinde vlek. Bij de inrichting van de publieke ruimte wordt het vrouwelijk perspectief niet meegenomen en de vrouwelijke behoeften niet benoemd – terwijl inclusieve, sociale plekken de cohesie, interactie en leefbaarheid bevorderen in het dagelijks leven. Sociale verblijfplekken in de openbare ruimte verbeteren de woonomgeving en dragen bij aan het thuisgevoel, een sense of belonging.
Vrouwen en meisjes zijn de otters van de publieke ruimte[1]: waar zij zijn, is het goed toeven. Tegelijkertijd voelt 44% van de Nederlandse vrouwen zich soms onveilig in het openbaar.[2] Er is sprake van ongelijkheid in het vakgebied, en dit zien we terug in onze openbare ruimte. Steden worden nog steeds voornamelijk ontworpen en gebouwd door mannen. Slechts 32% van de stedenbouwkundigen en 23% van de ingeschreven architecten is vrouw.[3] Ook aan onze architectuuropleidingen zijn vrouwelijke docenten ondervertegenwoordigd. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat er vooral vanuit één perspectief wordt gekeken naar de openbare ruimte.
Deze opgave is echter goed op te lossen met beleid, onderzoek en toegepast ontwerp. In landen en steden om ons heen maakt “gender sensitive urban planning” deel uit van het beleid én de dagelijkse praktijk. Waarom blijft dit onderwerp in Nederland onderbelicht? En waarom passen we inclusief ontwerp niet grootschalig toe?
Veel stedenbouwkundigen en andere ontwerpers van de openbare ruimte gaan nu alleen uit van bestaand, dominant gebruik. Vaak verschijnt het zoveelste voetbalveld op een plein, omdat jongens nou eenmaal rustig worden van tegen een balletje trappen, terwijl de (wensen van) meisjes onzichtbaar blijven. Dit moet en kan anders. Zo bleek uit onderzoek dat ik onder tienermeisjes hield dat ze weldegelijk dolgraag buiten zijn, mits de plek centraal is, met goede zichtlijnen, meubilair om op te hangen en de juiste mate van beschutting en verlichting.
Graadmeter
Door vrouwen te betrekken bij het ontwerpproces ontstaan er kansen voor een nieuw gedrag dat sociale cohesie bevordert, zoals ontmoetingen of gesprekken. Hiervoor moeten buurten, straathoeken en pleinen zo worden ontworpen dat vrouwen zich er thuis voelen. Ik pleit daarom voor een bredere benadering van openbare ruimte, één die zowel het sociale als het fysieke aspect van de openbare ruimte, ondersteunende voorzieningen en bezit meeneemt.[1] Juist de sociale laag is belangrijk als het gaat om het ontwerpen van een prettige verblijfplek voor vrouwen. Omdat daar het verschil in beleving en gedrag zit. Zoals Saskia Sassen zegt: “stedenbouw is niet genderneutraal.”[2] Ook de samenleving niet. Genderneutraal gaat daarom net zo goed over LGTBI-ers, jongeren, etnische groepen, anderen. Door te ontwerpen voor vrouwen komen ook deze groepen beter aan bod, want vrouwen zijn een goede graadmeter voor de toegankelijkheid en leefbaarheid van onze openbare ruimte. Daarom zou hun beleving uitgangspunt moeten zijn in het ontwerp.
Beleving en gedrag
De informele (lees: onbetaalde) zorg voor anderen bepaalt in grote lijnen het dagelijks leven van veel vrouwen en hun gebruik van (de openbare) ruimte. Ze maken veel korte stops in de buurt, te voet of op de fiets, zijn vaak buiten met (de verantwoordelijkheid voor) anderen en met een gericht doel. Kortom, de vrouwelijke mobiliteit en beleving van ruimte en tijd hebben te maken met zorgen voor anderen. De beperkingen van de vrouwen en degenen voor wie zij zorgen hebben dan ook grote invloed op het functioneren in de ruimte. Van veilige speelplekken voor kinderen tot toegankelijkheid voor mensen met een handicap, ouders met kinderwagens, of ouderen.Ook het feit dat vrouwen zich vaak samen met anderen over straat bewegen hoort bepalend te zijn in het ontwerp. In de verhouding tussen functioneel en optioneel gebruik van de openbare ruimte liggen kansen voor ontwerp.[3] Het is mogelijk én noodzakelijk plekken kwalitatief hoogwaardig vorm te geven, zodat er een mix van elementen en functies ontstaat waar vrouwen graag gebruik van maken. Door voor deze samengestelde groepen te ontwerpen, zodat ze elkaar kunnen ontmoeten en tegelijk optionele activiteiten kunnen combineren, is veel winst te behalen voor alle buurtbewoners, zowel mannen als vrouwen.

Hoe doen ze het?
Al decennia worden in Europa steden en buurten ontworpen voor, met en door vrouwen, maar nauwelijks in Nederland. Projecten in onder andere Barcelona, Parijs en Wenen tonen dat architecten vanuit het vrouwelijk perspectief vaak open, collectieve ruimtes ontwerpen waar functies gedeeld worden, straten in sociale verblijfplekken veranderen en een flexibele indeling en opstelling belangrijk zijn. Het inclusieve gebruik staat voorop, evenals de zachte overgang tussen privé en publiek of zelfs de omdraaiing ervan.
In Wenen heet dit Gender Sensitive Urban planning en is onder leiding van stedenbouwkundige Eva Kail in menig stadsdeel een (vrouw)vriendelijk park of FrauenWerkStadt verrezen: grootschalige woningbouwprojecten ontworpen om te voldoen aan de behoeften van vrouwen.[1] Veel feministische ontwerpers, van Dolores Hayden tot Ko Mulder benadrukken het alledaagse, het collectief en de zorg voor anderen in hun ontwerp. Burgemeester Anne Hidalgo heeft voor Parijs een inclusieve ontwerprichtlijn[2] voor de openbare ruimte laten opstellen op basis waarvan grote pleinen zoals het Place de la Madeleine opnieuw worden ingericht; in Barcelona worden hele wijken, ‘superblocks’, tot autovrije verblijfplekken gemaakt en aangepakt door een collectief van architecten die werken vanuit het vrouwelijke perspectief.[3]
Een openbare ruimte die ontworpen is door de ogen van vrouwen, en dus vanuit een breed perspectief, geeft een nieuwe impuls aan een stad of buurt, op fysiek en sociaal gebied – voor iedereen. Jane Jacobs wees hier al op 1961.[4]
Methode en matrix
Hoe kan Nederland hierin ook stappen maken? Allereerst moet de blinde vlek worden openbaard. En waarmee deze vervolgens worden ingevuld?Om dit uit te zoeken heb ik de proef op de som te genomen in een buurt met een (deels) problematische openbare ruimte en een diverse demografie: de Indische buurt in Amsterdam Oost. Ik heb inzicht in de behoeften en gewoontes van vrouwen verkregen door onderzoeksmethoden in te zetten die ik overnam van ontwerpbureaus en onderzoekers die werken met een inclusieve, vrouwelijke blik.[5] Daarnaast heb ik de fysieke omgeving en de sociale verblijfplekken in kaart gebracht aan de hand van bestaande modellen en ontwerppatronen.[6] Zo kwam ik erachter waar de problemen en kansen zitten. En dat die problemen vooral voor vrouwen beperkend zijn.

De blinde vlek ontdekte ik door onderzoek te doen en vragen te stellen op drie niveaus: wat zien vrouwen op een bepaalde plek? Wat kunnen ze er doen? En hoe voelen ze zich er? De antwoorden op deze vragen verwerkte ik in een matrix. Zo ontstond een duidelijk beeld van de blinde vlek en de ontwerpruimte. Hiermee gaf ik aandacht aan alle gelaagde verhalen, waarden, beweegredenen en gevoelens in al hun nuances. Dit lijkt misschien abstract, maar ze kunnen (en moeten) worden vertaald naar concrete, tastbare ontwerpuitgangspunten voor de fysieke omgeving. Hoe dit in zijn werk gaat, de methoden die volgen uit de matrix, heb ik uitgewerkt in een toolkit.[1]
Behoeften en beperkingen
De methoden die ik heb gebruikt komen uit heel verschillende disciplines en vereisen participatie, van de onderzoeker én de gebruiker. Of het nu gaat om een mental map, een onderzoekende wandeling of een speelse test, voor alle methoden geldt: pas als je met mensen in gesprek gaat en echt luistert, hoor je de verhalen die ertoe doen en kun je behoeften benoemen. En zie je waar het ontwerp van de openbare ruimte te kort schiet.
Als tienermeiden een kaart tekenen blijkt dat ze veel op hun kamer blijven, omdat er geen plek is die fijn voelt en niet omdat ze niet graag buiten zijn. Een gepensioneerde verkoopster van de Bijenkorf die vertelt dat ze na zonsondergang altijd binnen blijft ook al is de bingo ’s avonds het leukst: “Naar buiten gaan is niet veilig, dat moet ik gewoon niet willen”. En jonge moeders die aangeven graag en vaak met hun kinderen naar de speeltuin te gaan, maar wel naar die ene in de goede buurt aan de andere kant van het spoor.
Verbeelding
Op basis van dit onderzoek heb ik een utopisch ontwerp gemaakt voor het minst gewaardeerde plein in de Indische buurt, het Sumatraplantsoen. Na mijn onderzoek volgde een concept- en testfase met de drie bewonersgroepen bij wie de behoefte het grootst is: tienermeisjes, oudere dames en moeders. Samen gingen we om de tafel. Met sterke beelden liet ik zien wat een plein kan zijn wanneer het wordt vormgegeven op basis van ontwerpuitgangspunten die de behoeften van vrouwen vervullen: een inclusieve, sociale plek daar waar eerst een blinde vlek was.

Met mijn utopisch ontwerp voor één plein ontwikkelde ik randvoorwaarden die ook op een andere plek kunnen worden toegepast: kleinschalig, op een straathoek, of juist uitvergroot langs de randen van een buurt.
Ondanks dat de beleving van de openbare ruimte en de dagelijkse bewegingen van de drie groepen vrouwen heel verschillend zijn, en ook de samenstellingen waarin zij zich bewegen divers is, verwachten ze alle drie van een verblijfplek dat het er veilig is: prettig en comfortabel genoeg om er “doelloos” te kunnen zijn. Veilig betekent voor hen: toegankelijk en vol reuring, met veel optionele activiteiten zonder dat iets of iemand domineert. Ze willen keuze hebben in wat ze er doen, de plek naar hun hand kunnen zetten en dat degenen met wie ze er zijn zich er ook fijn voelen. Ze stellen het op prijs als er aan ze gedacht is, doordat ze bijvoorbeeld een eigen plek hebben die ze als zodanig herkennen.
Voor het Sumatraplantsoen – een onoverzichtelijk, stenig verkeers-/parkeerplein met een voetbalveld in het midden, met bosjes her en der, veel overlast en zelfs cameratoezicht – resulteerde dit in een verzameling collectieve ruimtes om SAMEN in te verblijven. Het utopische plein is zo ontworpen dat groepen, jong, oud, moeder, oma, tiener elkaar tegenkomen. Het is flexibel in opstelling en indeling met gedeelde functies, een mix van mogelijkheden, open en gesloten, actief en rustig. Maar bovenal is het een plek die MOOI is, om trots op te zijn, die inspireert. Een plek waar ze even kunnen ontsnappen, hun verbeelding laten spreken. Hier wanen ze zich ergens anders door een gelaagde mix van doen, voelen en zien. De inrichting is hoogwaardig: een inclusief, sociaal plein herontworpen door de ogen van vrouwen. Een waar paradijsje.
De vrouwelijke ontwerpblik toont zich in een verzameling relatief kleine ingrepen; een gelaagde combinatie van basisvoorwaarden, ontwerppatronen voor sociale plekken, waarden en gedragsmogelijkheden. Hiervoor is het essentieel om met zonder vooroordelen door te vragen en met de juiste middelen op onderzoek en de buurt in te gaan. Sociale cohesie wordt alleen bereikt door te ontwerpen met de mensen voor wie je ontwerpt. Het is tijd voor “gender sensitive” beleid, een ontwerprichtlijn én grootschalige, tastbare toepassing van inclusief ontwerp van onze openbare ruimte.
[1] Nrc, 25 juni 2010 https://www.nrc.nl/nieuws/2010/06/25/een-meisje-is-voor-een-plein-wat-een-otter-is-voor-11911619-a1343105
[2] De Telegraaf, 8 januari 2020 https://www.telegraaf.nl/vrouw/819232695/maar-liefst-44-van-de-vrouwen-voelt-zich-onveilig
[3] Architectenregister / BNA
[1] Stephen Carr, Carr Stephen, Mark Francis, Leanne G. Rivlin, Andrew M. Stone, Public Space, Cambridge University Press, 1992
[2]Saskia Sassen, Harvard Design Review no. 41, 2016 http://www.harvarddesignmagazine.org/issues/41/built-gendering
[3] Jan Gehl, Life between buildings, Island Press, 2011
[1] https://www.wien.gv.at/stadtentwicklung/alltagundfrauen/wohnbau.html
[2] https://www.paris.fr/pages/la-ville-de-paris-devoile-le-premier-guide-referentiel-sur-le-genre-l-espace-public-4138/
[3] https://www.barcelona.cat/infobarcelona/es/el-urbanismo-con-perspectiva-de-genero-se-extiende-a-la-ciudad_1009930.html
[4] Jane Jacobs, the Death and Life of great American cities, 1961
[5] bureaus wereldwijd die een multidisciplinair, vrouwelijk perspectief hanteren op ontwerp, architectuur en stedenbouw zoals White Arkitekter, Matrix, muf, Collectiù Punto 6, Genre et Ville
[6] Theorie over sociale verblijfplekken en ontwerppatronen van Jan Gehl, Jane Jacobs, Richard Sennett, Christopher Alexander, de Good Place theorie van Whyte/PPS en de Just City Index van Tony Griffith (Just City lab/ Harvard School of Design)
[1] Zie: www.bureaujames.com/s/toolkit.pdf. In deze toolkit komen methodiek, waarden en ontwerppatronen aan bod waaruit vervolgens inclusieve ontwerpprincipes voortvloeien. Deze heb ik ontwikkeld met betrokken én moeilijk bereikbare buurtbewoners, jongeren op straat, beleidsmakers, antropologen en experts van Women Make the City in opdracht van de Gemeente Amsterdam e.v.a.