Nauwelijks mensen met een migratie-achtergrond zaten tussen de architecten, ontwikkelaars en gebruikers die Arna Mačkić ontmoette tijdens de 40 projectbezoeken die ze afliep als redactielid van het Jaarboek Architectuur. Dat is opvallend, omdat de steden waarin de projecten staan grotendeels superdivers zijn. Ik sprak over het belang van een inclusieve bedrijfsvoering met Arna (1988) en haar bureaupartner Lorien Beijaert (1986). Samen richtten ze het architectenbureau Studio L A op.
Steden zijn superdivers, maar de architecten en ontwikkelaars die eraan werken zijn vaak man, wit en welvarend. Waar gaat het volgens jullie mis?
Arna: “Projecten worden nog teveel verkocht met beelden en taal die niet kloppen met hoe de maatschappij daadwerkelijk is samengesteld. De beeldtaal sluit vaak mensen uit die niet deel uit maken van een homogene, witte en welvarende doelgroep. Ontwikkelaars zijn zich daar ook nog niet voldoende van bewust. Toen ik bij een grote ontwikkelaar mocht aanschuiven voor een workshop over diversiteit viel het op dat de hele wand vol hing met impressies van potentiële gebruikers: blije, witte gezinnen met honden.”
Lorien: “Dit was een paar jaar geleden. Sindsdien is er helaas weinig veranderd in de beeldtaal. De collages en filmpjes die ter promotie van toekomstige gebouwen in herstructureringswijken worden gemaakt, zijn vaak niet representatief voor de bewoners van de wijk. Die homogene, witte en welvarende doelgroep wordt bewust aangesproken. Voor de huidige bewoners, vaak een groep met diverse culturele achtergronden en die ook graag een wooncarrière in hun eigen wijk en stad zouden willen maken, lijkt in het gebouw geen plek te zijn. Dit laat zien dat het ontwerpproces niet alleen gaat over het fysieke, maar ook over de algehele uitstraling van het gebouw en de plek. Wie herkent zich in de plek? Worden er mensen buitengesloten door de uitstraling van het gebouw, door de namen, titels en woorden die worden gebruikt? ”
Waarom is de representatie van mensen met diverse culturele achtergronden zo belangrijk?
Lorien: “We leven steeds meer in een bubbel. De kans dat je toevallig in aanraking komt met andere meningen of andere levenswijzen wordt daardoor kleiner. Dit geldt net zo goed voor architecten. Het gebrek aan een goede representatie van vrouwen en mensen met een migratieachtergrond onder docenten in het onderwijs, bij project – en conceptontwikkelaars en binnen architectenbureaus laat zien dat er iets mis is in de werkwijze van ons allemaal. We sluiten een grote groep bewoners van de stad buiten. Hoe kan je dan nog ontwerpen voor die stad?”
Arna: “De inleving in verschillende doelgroepen en hun behoeften ontbreekt in de uitwerking van de architectuur, vooral als het gaat om groepen die deel uitmaken van bestaande sociale structuren in een wijk, vrouwen, mensen met een migratieachtergrond en groepen met een lager inkomen. Juist daarom is het gebrek aan representatie van mensen met verschillende culturele achtergronden binnen de bureaus ook een probleem. Als de bureaus intern niet veranderen, is het moeilijk om een rijkheid van belevingen te bevatten en om inlevingen in verschillende werelden te maken die aansluiten op alle gebruikersgroepen.”
Studio L A doet vooral projecten op het snijvlak van kunst, architectuur en publieke ruimte. Is dat een bewuste keuze? Heeft die keuze te maken met jullie analyse van de huidige praktijk?
Lorien: “Het is een bewuste keuze in de zin dat de opdrachtgevers waarvoor we nu werken onze interesse in sociaal-maatschappelijke opgaven delen. En van deze opdrachtgevers krijgen we meer ruimte om die opgaven te onderzoeken.”
Arna: “Wat we nu bouwen zien wij ook als bouwen en als architectuur, zoals tentoonstellingen die sociaal-maatschappelijke thema’s agenderen, ontmoetingsplekken in de publieke ruimte, een tijdelijk monument voor de Srebrenica genocide op het Plein in Den Haag, een reizende arena waarin scholieren debatteren. We hebben zeker de ambitie om ook gebouwen te ontwerpen, maar dan moet de opdracht hiervoor wel aansluiten op onze interesse in de maatschappij en de gebruiker. Als klein bureau is het sowieso moeilijk om een eerste kans te krijgen. We hopen daarom samenwerkingen aan te gaan met opdrachtgevers die dezelfde sociale ambitie delen.”
Arna heeft in het Jaarboek Architectuur in Nederland 2019 / 2020 met haar essay ‘De ogen van de architect’ het gebrek aan diversiteit binnen de architectenbranche aangekaart. Welke stappen ondernemen jullie nog meer om verandering teweeg te brengen?
Lorien: “In 2016 is Arna gevraagd hoofd te worden van de architectuurafdeling bij de Gerrit Rietveld Academie in Amsterdam. Haar ideeën over een meer inclusief onderwijs stuitte echter op tegenstand binnen de academie. Het veranderen van het onderwijs is daar niet gelukt. Uiteindelijk bleken de conservatieve krachten binnen de opleiding groter. Maar we hebben er veel lessen uit getrokken die we nu in onze eigen praktijk inzetten.”
Arna: “Het past in een beeld dat sommige instituties wel willen veranderen, maar niet in staat zijn hun eigen cultuur en werkwijze aan te passen. Dat leidde bij de Rietveld ertoe dat tegen nieuwe docenten – die projectlessen gaven die meer aansluiten op de maatschappij – telkens werd gezegd dat zij niet snappen hoe de Rietveld werkt en zo werd hun inbreng niet serieus genomen.”
Zien jullie ook positieve ontwikkelingen in de maatschappij als het gaat om de inclusiviteit van de architectenbranche?
Lorien: “In Amsterdam zet de gemeente specifiek in op inclusieve participatie voor de Omgevingsvisie 2050. En ook op het gebied van vrouwen in de architectuur vervult Amsterdam een sleutelrol. Zo draagt het initiatief ‘Women make the City’ bij aan een publieke ruimte die inclusief is.”
Arna: “Sinds de moord op George Floyd en de anti-racisme manifestaties zijn mensen zich in het algemeen meer bewust over de processen die racisme mogelijk maken, en ook het belang van gelijkwaardige representatie in alle domeinen van onze samenleving. De sociaal-maatschappelijke context waarin we leven schreeuwt om verandering en toegankelijkheid van mensen die buiten de huidige normen vallen. Als architectenbureaus hier niet op aansluiten maken ze geen kans om de verbinding te leggen tussen de architectuur die ze maken en de leefomgeving waarin ze bouwen. We kunnen dus nog heel lang praten over meer representatie en inclusie in de architectuur, maar het is nu echt tijd om tot nieuwe werk- en organisatiemethodes te komen. Alleen dan kunnen architecten bijdragen aan meer toegankelijke steden, maar ook het onderwijs en de ontwerpbureaus openbreken voor deze groepen.”