fbpx
Foto

Goede architectuur verdient/heeft een prijs

Aan het eind van het jaar struikel je over de architectuurprijzen. Ieder zichzelf respecterend architectuurcentrum, -platform of -medium heeft een eigen award. Ook brancheorganisaties en productleveranciers laten zich niet onbetuigd. In Nederland zijn er prijzen voor jonge architecten, oude architecten, duurzame architecten, innovatieve architecten, architecten die beton/glas/staal toepassen of producten van leverancier X/Y/Z. Waarom de laatste jaren die noodzaak om als vakgebied onszelf te belonen? Het antwoord is even simpel als bedroevend: omdat niemand anders het doet.

Prijzenoorlog

Door de noodzaak prijsuitreikingen online te organiseren en de continue stroom aankondigingen voor de bijbehorende livestreams, leek het wel of er iedere dag een prijs werd uitgeloofd. Om de kijker thuis achter de laptop te plezieren, trokken de organisatoren alles uit de kast. Van Zoom-mozaïeken met muzikale intermezzo’s tot awardshows in een mengvorm van talkshow (gesprekken aan tafel) en talentenjacht (spanning in de greenroom). Dankzij de elkaar beconcurrerende architectuurprijzen mochten we de afgelopen maanden meerdere ‘Gebouwen van het Jaar’, ‘Interieurs van het Jaar’ en ‘Details van het Jaar’ verwelkomen. Een oogst die verbloemt dat de Nederlandse architectuursector er anno 2020 niet best voorstaat.

Verschraling van het architectuurbeleid

2020 was een jaar waarin de afbrokkeling van het architectuurbeleid zich voortzette en ook pijnlijk aan het licht kwam. Sinds de kredietcrisis van 2008 heeft de cultuursector het zwaar te verduren en met name de architectuur krijgt zware klappen. Eind 2012 verdwenen na bezuinigingsronden twee toonaangevende instituten.

Het Berlage Instituut, twintig jaar lang een vooraanstaande postacademische ontwerpopleiding, verdween in de krochten van de TU Delft. Het Nederlands Architectuurinstituut (NAi) ging op in Het Nieuwe Instituut (HNI) en moet sindsdien de aandacht verdelen tussen architectuur, design en digitale cultuur. Met een schokkend drieluik op Architectenweb toonde Kees van der Hoeven afgelopen zomer aan dat HNI sindsdien meer bezig is krampachtig het hoofd boven water te houden, dan een prominente rol te vervullen in het architectuurdebat in Nederland. Bezoekersaantallen werden in het jaarverslag met allerhande trucs tot het tienvoudige opgeklopt van het aantal bezoekers dat daadwerkelijk in het door Jo Coenen (ARC20 Oeuvre Award) ontworpen gebouw een tentoonstelling of lezing bezocht. Allerlei vormen van wanbeleid werden jaren geleden al blootgelegd, onder andere door NRC Handelsblad.

In het kielzog van de beide instituties vertrok een aantal curatoren en architectuurcritici naar het buitenland. Ook veel architectenbureaus verlegden hun werkzaamheden over de grens.

Omdat de architectuursector steeds minder in staat is een vuist te maken, wordt nog slechts een schamele 7,7 procent van de cultuurgelden in ons land aan architectuur besteed. Een schrikbarend klein deel voor een discipline die zoveel heeft bij te dragen aan het oplossen van de grote uitdagingen van de komende decennia: klimaatverandering, energietransitie en woningnood. De coronacrisis drukt ons met de neus op de feiten als het gaat om de leefbaarheid in onze steden en ongelijkheid. Ook daarin heeft de architectuur als meest zichtbare, verbindende en integrale kunst een sleutelrol. 

De overheid trekt zich niet alleen steeds verder terug, maar geeft ook het verkeerde voorbeeld. De soap rond de renovatie van het Binnenhof kreeg eind van dit jaar een vervolg in de weigering van Tweede Kamerleden om het gloednieuwe onderkomen van nota bene de ‘Architect van het Jaar’ (volgens Architectenweb) Zecc te betrekken. Het past in een plaatje waarin vorig jaar architecten Liesbeth van der Pol en Ellen van Loon ons symbool van de democratie via schimmige achterkamertjes moesten verlaten. Politieke spelletjes worden uitgevochten over de rug van de architectuur.

Politieke spelletjes worden uitgevochten over de rug van de architectuur.

Aanbestedingsklimaatprobleem

Architectuur Lokaal is het volgende slachtoffer in de afbraakgolf. Halverwege dit jaar adviseerde de Raad voor Cultuur de subsidieaanvraag culturele basisinfrastructuur 2021-2024 (BIS) van de onafhankelijke stichting niet te honoreren. Als schakel tussen beleid, onderzoek en ontwerp heeft Architectuur Lokaal een belangrijke rol in het streven naar een gezonde en eerlijke bouwcultuur. Begin november richtten diverse prominenten uit de bouw- en architectuurwereld en enkele oud-bewindspersonen zich in een open brief tot de Tweede Kamer in de hoop in het architectuurbeleid de kennis op het lokale schaalniveau te behouden.

Met de ontwikkeling van prijsvragen en ondersteuning bij architectenselecties probeert Architectuur Lokaal een bres te slaan in de aanbestedingscultuur die de afgelopen decennia is verworden tot een papieren tijger in een kooi die volledig is dichtgetimmerd. Met name jonge architecten lopen aan tegen absurde eisen met betrekking tot ervaring en financiële verplichtingen. Noodgedwongen richten velen zich op nevenactiviteiten als zelfbouw en projectontwikkeling. Ook de nadruk in aanbestedingen op prijs in plaats van kwaliteit moedigt architecten aan andere oplossingen te zoeken. In een interview vertelde Ard Hoksbergen, winnaar van de Abe Bonnema Prijs voor Jonge Architecten, me dat hij graag in België zou willen werken: “Niet alleen vanwege de opdrachtverstrekking, maar ook vanwege de rol die een architect daar heeft. Je bent verantwoordelijk voor alles en hebt ook invloed op alles. Een beetje zoals het hier honderd jaar geleden was. De Vlaamse praktijk toont aan dat die betrokkenheid betere gebouwen oplevert.”

De Vlaamse praktijk toont aan dat die betrokkenheid betere gebouwen oplevert.

Het beloofde land

Ard Hoksbergen is niet de enige architect die zijn geluk bij onze zuiderburen zoekt. Door het gebrek aan ondersteuning en de stroperige aanbestedingscultuur in eigen land richten toonaangevende bureaus als Neutelings Riedijk, HappelCornelisseVerhoeven, Korteknie Stuhlmacher en Korth Tielens zich al jarenlang op de Vlaamse markt. Daar treffen ze een fijnmazig netwerk aan van organisaties, instituties en regelingen die toezien op de architectuurproductie en -belangrijker nog- de kwaliteit daarvan.

Terwijl in Nederland het architectuurbeleid gefragmenteerd is geraakt en sinds de economische crisis zelfs bijna geheel is wegbezuinigd, zijn de condities voor architectuur in Vlaanderen optimaal. Middels de ‘Open Oproepen’ van de Vlaams Bouwmeester krijgen (jonge) architecten een eerlijke kans bij de verdeling van publieke opdrachten. Honoraria liggen van tevoren vast en zijn gebaseerd op bouwkosten. Opdrachten worden enkel en alleen gegund op basis van kwaliteit.

In zijn analyse ‘Verwezing van de architectuur’ stelt scheidend hoofdredacteur van de Architect Harm Tilman dat een breed vertakt middenveld een cruciale rol speelt in het bereiken van ruimtelijke kwaliteit: “Met kwaliteitskamers, stadsbouwmeesters, de Vlaams Bouwmeester, procedures voor goed opdrachtgeverschap, goed gekwalificeerde stedenbouwkundige diensten, stedenbeleid, comités met mondige burgers, een kritische pers en een cultureel veld dat de architectuur bevraagt en erover communiceert naar een breed publiek, staat de architectuur als vanzelf midden in de maatschappelijke transities.”

Het is triest vast te stellen dat een groot deel van de instituties en instrumenten waardoor de architectuur in Vlaanderen floreert in de jaren negentig van de vorige eeuw is afgekeken van Nederland. Het beloofde land: dat waren wij! De wereld keek destijds jaloers naar ons bloeiende architectuurklimaat, waardoor de SuperDutch-generatie kon doorbreken. Het Vlaams Architectuurinstituut (VAi), het jaarlijkse Architectuurboek Vlaanderen en de Vlaams Bouwmeester zijn exacte kopieën van hun Nederlandse voorbeelden.

Inmiddels zijn de rollen omgedraaid en kijken wij jaloers naar Vlaanderen. Opvallend feit: drie van de acht prijzen bij de door vakblad de Architect georganiseerde ARC20 Awards gingen naar Belgische architecten of projecten in België. Juryvoorzitter Dikkie Scipio greep bij de prijsuitreiking de gelegenheid aan om een punt te maken van het feit dat de winnaar van de belangrijkste categorie, Gare Maritime door Neutelings Riedijk Architects, zich in Brussel bevindt. Er moet heel wat veranderen om zowel talentvolle als gevestigde architecten voor Nederland te behouden. Goede architectuur verdient een prijs, maar heeft ook een prijs.

Er moet heel wat veranderen om zowel talentvolle als gevestigde architecten voor Nederland te behouden.

Minister van Ruimte(lijke Kwaliteit)

Toch gloort er licht aan het eind van de tunnel. Nederland heeft zich de afgelopen tien jaar ontwikkeld tot een land met een zeer pluriforme architectuurproductie. De SuperDutch-generatie heeft zichzelf na de economische crisis opnieuw uitgevonden en beleeft een ware renaissance. Daarnaast ontstond er een brede stroming van architecten die het ambacht en de traditie als uitgangspunt neemt en door architectuurcriticus Kirsten Hannema tot ‘SuperNormal’ is gedoopt. Beide bewegingen staan niet op zichzelf. Van wederzijdse beïnvloeding is de laatste jaren zeker sprake. SuperDutch-architecten als Mecanoo, NL Architects en Neutelings Riedijk laten zich meer van hun rationele kant zien en sluiten hun iconische gebouwen steeds beter aan op de context, terwijl SuperNormal-vertegenwoordigers als Monadnock, HappelCornelisseVerhoeven en Ard Hoksbergen juist ‘subtiele iconen’ zijn gaan maken.

Het Nieuwe Instituut gaat in 2021 verder als nationale erfgoedinstelling en programmeert in het najaar voor het eerst in jaren weer een échte architectuurtentoonstelling. Rondom de opening van het Museumdepot besteedt het museum aandacht aan het werk van MVRDV. Hopelijk weet de nieuwe algemeen en artistiek directeur hier in 2022 een tentoonstelling van de SuperNormal-generatie tegenover te zetten, om de veelkleurigheid en kwaliteit van het Nederlandse architectuurlandschap in zijn volle breedte te tonen.

Een lichtpunt is ook het werk van het College van Rijksadviseurs (CRa). De afgelopen jaren heeft het zich onder leiding van Rijksbouwmeester Floris Alkemade gevraagd, maar vooral ongevraagd, ingezet om in het Nederlandse architectuurlandschap een zo gemist, sterk middenveld te creëren. Op zowel landelijk (Panorama Nederland) als lokaal niveau (Panorama Lokaal) wisten de Rijksadviseurs nieuwe verbindingen en aanknopingspunten tot stand te brengen. Met hun archipuncturale ingrepen en open oproepen, maar vooral met hun zichtbaarheid legden ze de kiem voor een nieuw elan in de Nederlandse architectuur. Een minister van Ruimte, waar het College vlak voor het afscheid van Rijksadviseurs Berno Strootman en Daan Zandbelt eind november voor pleitte, is onmisbaar in een dichtbevolkt land als Nederland, zeker gezien de grote uitdagingen die voor de deur staan. Een integrale benadering is daarvoor noodzakelijk. In lijn met onze rijke architectuur- en bouwtraditie mag de minister in mijn ogen best een minister van Ruimtelijke Kwaliteit gaan heten. De huidige Rijksbouwmeester, die in augustus 2021 afzwaait, zou alvast een uitstekende kandidaat zijn.

De coronacrisis toont aan hoezeer een samenleving gebouwd is op haar cultuur. Een sterke architectuursector met voelsprieten in alle lagen van de bevolking en in alle uithoeken van het land is onmisbaar. Laten we hopen dat de noodzaak om onszelf architectuurprijzen uit te reiken in 2021 wat minder groot is en de architectuur als geheel, en daarmee de samenleving, als winnaar uit de bus komt.

Na (prijzen)regen komt zonneschijn!

Ontdek meer van A.ZINE

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder