Op veel plekken in de wereld wordt gedebatteerd over het lage aantal vrouwen dat actief is binnen de architectuur. En over het feit dat er zo weinig vrouwen in leidinggevende posities werken in de sector. Hoe gaat een groot internationaal opererend bureau hiermee om? Ik sprak de drie vrouwelijke partners van KCAP. Irma van Oort (1965) werkt bij de vestiging in Rotterdam. De andere twee partners, Anouk Kuitenbrouwer (1974) en Ute Schneider (1966), werken in Zürich. Samen met vijf mannelijke partners vormen zij de directie van KCAP.
Zien jullie internationale verschillen in de betrokkenheid van vrouwen bij stadsontwikkeling en architectuur?
Anouk, die momenteel werkt aan veel projecten in Azië, reageert als eerste: “In China is de man-vrouw verhouding in de publieke sector geen onderwerp. Het communisme gaat uit van gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen, waardoor er zowel mannen als vrouwen leiding kunnen geven. Maar ook in Singapore zijn er veel vrouwen in leidinggevende posities in de publieke sector.”
Ute: “Zwitserland is heel conservatief en de toegang voor mensen met een migratieachtergrond tot de academische wereld is beperkt. Dit zie je ook in het onderwijs terug. De groep studenten en (vrouwelijke) docenten met een andere maatschappelijke achtergrond is klein.”
Irma: “In Nederland zie je steeds meer vrouwen die actief zijn aan de opdrachtgevende kant. De absolute top in de private sector is echter nog overwegend blank en man. Toch verandert er wel iets. Het bewustzijn over het thema is groter geworden. Dat zie je terug in de samenstelling van sprekers bij conferenties en in jury’s bij opdrachten. Ik zie bijvoorbeeld steeds vaker een vrouw aan het hoofd van een jury, terwijl vroeger jury’s overwegend een mannenaangelegenheid waren.”
Hoe verhoudt dat zich tot de eigen cultuur binnen KCAP?
Irma: “Gelijke kansen zit al sinds de oprichting door Kees Christiaanse in het DNA van het bureau. Hij heeft nooit problemen gehad met vrouwen in hoge posities; dat is altijd heel normaal geweest. Daarnaast is voor hem familie altijd heel belangrijk. Daardoor is er in het bureau ook altijd begrip voor de balans tussen de familie thuis en het werk.”
Ute: “KCAP kent een open cultuur. Er is weinig hiërarchie. We werken samen in teams met verschillende disciplines en achtergronden. Dat past bij ook goed bij onze manier van werken waarin we nooit exclusief naar een gebouw of locatie kijken. We proberen altijd een stuk stad te maken waar iedereen zich thuis voelt”.
Anouk: “Ik heb eens aan een opdracht gewerkt met een team van alleen maar vrouwen. Dat was voor een keer wel verfrissend. Bij de presentatie voor de jury vond men het maar een bijzondere situatie, waarbij de bijna uitsluitend mannelijke jury spontaan in applaus uitbarstte. Andersom leidt een team met alleen mannen nooit tot hilariteit”.
Uwe en Irma reageren hierop in koor: “Ik moet er niet aan denken om een team te hebben van alleen maar vrouwen!”.
En hoe geven jullie vorm aan diversiteit en inclusiviteit binnen KCAP? Wordt daar bijvoorbeeld rekening mee gehouden bij het aannemen van mensen?
Irma: “We zijn een internationaalgericht bedrijf. In ons Rotterdamse bureau werken 15 verschillende nationaliteiten die soms ook nog hun opleiding in een ander land hebben gehad. Voor ons is het thema ‘werksfeer’ daardoor ontzettend belangrijk. Wij ontwerpen stadsgebieden waar alle mensen zich prettig moeten kunnen voelen; dezelfde focus projecteren wij op de werkvloer onder de noemer: ‘practice what you preach’. Op dit moment is de verhouding tussen mannelijke en vrouwelijke collega’s bijna fiftyfifty, op een totaal meer dan 100 werknemers.
Speelt het vergroten van het aantal mensen met een andere maatschappelijke achtergrond hierbij een rol?
Irma: “We hebben veel verschillende nationaliteiten binnen ons bureau die veel ervaringen met zich meebrengen qua cultuur en opleiding. Door een grotere diversiteit aan perspectieven ontstaat een beter beeld van ons werkgebied, wat ontzettend belangrijk is. ”
Anouk: “In Zürich willen we wel, maar het aanbod van mensen met een andere maatschappelijke achtergrond binnen ons vakgebied is klein. Laatst koos een zeer getalenteerde kandidaat na meerdere gesprekken met ons gevoerd te hebben uiteindelijk toch voor BIG (het architectenbureau van Bjarke Ingels, red.). Daar doe je niks aan.”
Ute: “Kees Christiaanse heeft als Chair van het Instituut Architectuur en Stedenbouw bij de ETH Zürich veel betekent. Ook daar heeft hij veel vakkundige vrouwen benoemd en aangenomen. Daarmee is die opleiding veel toegankelijker geworden.”
Wat doen jullie binnen het bureau om vrouwen of mensen met een andere maatschappelijke achtergrond te ondersteunen?
Anouk: “Ik besef dat ik als partner in het bureau een rolmodel ben voor anderen. Dat geeft aan dat binnen het bureau de weg naar boven voor iedereen met kinderen openligt. Architectuur blijft echter wel een vak dat veel uren, persoonlijke inzet en flexibiliteit vraagt. Dit betekent dat er ook evenwicht moet zijn in het privéleven. Hier ligt een grote rol voor de mannen/partners van vrouwen.”
Irma: “Tegelijkertijd kunnen mannen die bij ons werken ook net zo goed gebruik maken van de opties om parttime of thuis te werken om zo tot een betere balans tussen werk en familie te komen.”
Ute: “Toen een mannelijke collega vertelde dat zijn vriendin wel thuis zou blijven als ze kinderen hadden vroeg ik aan hem of hij dit ook met haar besproken had. Een beetje aansporing om dat te gaan doen leek mij een goed idee. We merken in het buitenland dat de Nederlandse opvattingen over parttime werken en de balans tussen werk en privé al gauw verder gaan dan lokale, vaak meer conservatieve opvattingen. Die werknemers zien onze mogelijkheden bijna als bevrijding. Daar komt de Covid-19 pandemie bovenop. Opeens is het wel mogelijk om thuis te werken. Bij KCAP hebben we ontdekt dat twee dagen in de week thuiswerken in de toekomst goed mogelijk is, omdat het ook bijdraagt aan blije werknemers. En uiteindelijk leveren blije werknemers het beste werk.”
Hoe kijken jullie zelf aan tegen gelijkheid? Ik kreeg het idee dat Ute en Irma als architecten zijn begonnen toen zij nog de uitzondering waren, waardoor zij misschien meer strijd hebben moeten leveren dan vrouwen die nu de architectenbranche betreden. Klopt dat?
Ute: “Het was destijds in het algemeen geen speerpunt om met gelijkheid bezig te zijn, maar voor ons als persoon wel. Omdat het in bijvoorbeeld Nederland een actueler onderwerp was, werd het voor velen ook duidelijker dat dit elders ook kon of moest zijn, zoals bijvoorbeeld in Zwitserland. Maar dat ik als vrouw de branche betrad, betekende niet dat ik een strijd moest leveren. Zo heb ik dat niet ervaren. In Zwitserland is de rolverdeling nog wel conservatiever, of anders gezegd ‘patriarchaal’, dan in Nederland. We horen als KCAP in Zwitserland dan ook bij een kleinere groep bureaus die het onderwerp ‘gelijkheid’ al hoger in het vaandel heeft staan dan anderen. Gelukkig neemt dit aantal steeds meer toe en zijn er ook steeds meer vrouwen die bureaus aansturen. “

