Vraag een willekeurig individu om een naam van een vrouwelijke architect van weleer en het antwoord blijft uit. Dat de architectuur een masculiene wereld is, werd mij pijnlijk duidelijk tijdens mijn colleges architectuurgeschiedenis aan de Universiteit van Gent en de Vrije Universiteit van Amsterdam. Als er een dame werd benoemd, kreeg die vaak de stempel van minnares of muze van de architect op zich gedrukt. Tijdens een collegereeks over de Belgische interbellumarchitect Henry van de Velde verscheen de vrouw enkel op het toneel als geliefde of als financiële steun. Er werd nooit meegegeven hoe doorslaggevend zijn echtgenote was voor zijn bewierookte oeuvre. In mijn colleges landschapsarchitectuur spraken we over slechts één dame, de Nederlandse tuinarchitect Mien Ruys. Dat de architectuurgeschiedenis een bastion was (en nog steeds is) waar hoofdzakelijk (witte) mannen het vaandel zwaaien en het vermelden van een autonome vrouwelijke architect uit den boze is, is onmiskenbaar. Het verbijstert mij dat dit mannelijke perspectief niet veel eerder is bevraagd. Nog steeds doceren architectuurhistorici de huidige generaties met een geschiedschrijving met voornamelijk mannelijke hoofdrolspelers. Het is hoogtijd om die vrouwelijke protagonisten te bestuderen en te benoemen.
Met dit essay geef ik een aanzet tot de herschrijving van de Nederlandse architectuurgeschiedenis. De focus ligt op de intrede van vrouwen tot deze wereld, en ik benoem enkele sleutelfiguren. Het Nederlandse architectuurlandschap van de vorige eeuw werd grotendeels vormgegeven door vooruitstrevende dames van binnen- en buitenland. De Nederlandse Grada Wolffensperger[1] was de eerste bouwmeesteres in Europa. Maar haar naam zegt menig architectuurkenner niets. Wolffensperger studeerde in 1917 af als één van de eerste vrouwelijke bouwkundige ingenieurs aan de Technische Hogeschool (TH) Delft. Haar talent werd geprezen. Het blad De Kroniek wijde een (Franstalig) artikel aan het fenomeen Wolffensperger ‘Mlle G.W.E. Wolffensperger, la première architecte en Hollande.’[2] Toch haalde deze noemenswaardige dame de architectuurboeken niet. Dit voorbeeld illustreert dat de urgentie tot grondig historisch archiefonderzoek groter is dan ooit. De vrouwelijke rolmodellen van de vorige eeuwen horen een stem te hebben in het heden. De aandacht op deze pioniers te vestigen, draagt bij aan de hedendaagse groei en brengt een verdere mentaliteitsverschuiving te weeg binnen de architectuur.
Gesloten deur
De deur tot de architectuurwereld was geruime tijd dicht voor vrouwen, maar mannelijke architecten konden niet zonder hen. Diverse architecten uit de vorige eeuwen misgunden vrouwelijke collega’s. De eerste werknemer van Frank Lloyd Wright was een vrouw genaamd Marion Mahony Griffin. Mahony was een pionier op vele vlakken zoals in de Prairie School. Haar visionaire architectonische schetsen zijn volgens sommige architectuurhistorici verantwoordelijk voor de reputatie van Frank Lloyd Wright.[3] Een andere casus is Le Corbusier die Charlotte Perriand voor zijn studio. Het antwoord dat Perriand in 1927 te horen kreeg bij haar sollicitatie was kort, krachtig en de perfecte representatie van de toenmalige tijdsgeest: “We borduren hier geen kussens”.[4] Later herzag hij zijn kleingeestige oordeel en de rest is geschiedenis. Tijdens de solotentoonstelling Le monde nouveau de Charlotte Perriand in Parijs (2019-2020) was goed zichtbaar hoe belangrijk haar aandeel is geweest bij memorabele ontwerpen, zoals de befaamde chaise longue.
Ook de Nederlandse kunstenaar, en medeoprichter van het gelauwerde architectenbureau OMA, Madelon Vriesendorp is lang vertrouwd met het gebrek aan erkenning.[5] Haar droomlandschappen waren beeldbepalend voor de beginnende vormentaal van OMA. De prent ‘Flagrant Délit’[6] siert de omslag van het iconische boek ‘Delirious New York’ door Rem Koolhaas. Toch werd de illustratie jarenlang foutief toegekend aan OMA zonder vermelding van Vriesendorp. Tijdens haar ontvangstspeech van de Ada Louise Huxtable-prijs in 2018 benadrukte ze dat de manier waarop vrouwen worden genegeerd, uit het script worden geschreven en onzichtbaar worden gemaakt verraderlijk is.[7] Voor deze vergeten vrouwen riep ze de hashtag #meneither in het leven. ‘Ik ook niet’ symboliseert het gebrek aan acceptatie in de architectuurwereld, het roept op om in het daglicht te treden en de namen van vrouwelijke pioniers naar voren te schuiven.
Feminismen in architectuur[8]
Architectuur is een reflectie van zijn tijd. De eerste feministische golf in Nederland, 1870-1920, en de daaropvolgende emancipatiegolven hielpen bij de totstandkoming van vrouwelijke praktijken binnen architectuur. Eind negentiende eeuw werden nijverheidsexpo’s, ateliers en tentoonstellingen georganiseerd met als politieke hoofddoel het eisen van meer economische onafhankelijkheid voor vrouwen.[9] In het begin van de twintigste eeuw verschenen vrouwen frequenter in vakgebieden als meubelontwerp en interieur-, tuin- en landschapsarchitectuur. Deze betrokkenheid veroorzaakte veranderingen in de bijhorende opleidingen. De geslachtsgebonden scheidingslijnen vervaagden, al was dat heel summier.[10]
In 1913 zette de Nederlandse vrouwenbeweging het event van de eeuw op touw: de tentoonstelling ‘De Vrouw 1813-1913’ in Amsterdam. Dit was de gelegenheid om de vrouwelijke voortgang in de maatschappij te tonen en de strijd voor het vrouwenkiesrecht onder de aandacht te brengen. Vooruitstrevende vrouwelijke vormgevers, en vaak dochters van creatieve grootheden, als Tine Baanders, Willy Drupsteen, Cateau Berlage en tuinarchitecte Jeanette van Zijdveld[11] waren de drijfveren achter de totstandkoming. De geschikte kandidaat voor het ‘Huis anno 1913’ liet op zich wachten. Tot Greta Derlinge een ontwerp aandroeg. Haar ideale huis bestond uit een aparte was- en droogruimte, moderne voorzieningen als een ingebouwde stoomkoker en beschikte over schuifdeuren. Derlinge liet zien hoe een ‘betere bouwkunst’ het leven van de huisvrouw kon vergemakkelijken.[12] Maar wie was deze moderne vrouw? Greta Derlinge bleek een schuilnaam te zijn voor Margaret Staal-Kropholler, ‘de eerste vrouwelijke architect van Nederland’.
Eerste Nederlandse bouwmeesteressen
Margaret Staal-Kropholler [13] wordt aanzien als de eerste Nederlandse vrouwelijke architect, terwijl ze haar architectuurstudie aan het Voortgezet en Hooger Bouwkunst Onderricht (VHBO) nooit heeft afgerond. Deze toekenning is deels te danken aan haar omvangrijke oeuvre, dat zich ontwikkelde van de Amsterdamse School naar de Nieuwe Zakelijkheid, en deels dankzij het milieu waarin ze vertoefde. Haar broer, Jacobus Kropholler, en haar echtgenoot, Jan Frederik Staal, moedigden haar architecturale kijk op de wereld aan. [14] Ze meende dat haar vrouw zijn een pluspunt was voor het vak: het werk van een vrouwelijke architect verrijkt het mannelijke. Volgens haar is de vrouw uitermate geschikt voor het ontwerp van woonhuizen. Want (huis)vrouwen denken vanuit het gebruik als ze een huis ontwerpen ‒ meer dan mannen.[15]
Bep Zeeman studeerde, net als Grada Wolffensperger, als één van de eerste vrouwen aan de TH Delft. Zeeman heeft nooit de publiciteit gekend als Wolffensperger of Staal-Kropholler. Desalniettemin deelden zij een gelijkaardig denkbeeld over de rol van vrouwen in de architectuur. Volgens Zeeman zijn vrouwelijke architecten bekwaam om oplossingen aan te dragen bij bouwvraagstukken van woningen en zij voegde daaraan scholen toe. Een functie bij utiliteitswerken vindt ze minder vanzelfsprekend. ‘Die eischen meer het mannelijk sterke en krachtige, die vragen minder het vrouwelijke zachtere en intiemere.’ [16] Hiermee bevestigde ze de tijdsgebonden stereotyperingen en houdt ze zichzelf en haar vrouwelijke collega’s (onnodig) klein. Iets wat Staal-Kropholler in haar verdere leven tegenwerkt. Via radio-uitzendingen en publicaties stimuleerde ze andere vrouwen om toe te treden tot architectuur.
Vrouwen van Het Nieuwe Bouwen
Naoorlogs Nederland en vooral het Rotterdamse wederopbouwvraagstuk etaleren de positie van de vrouw in de bouw. Velen onder ons zijn vertrouwd met het (naoorlogse) werk van de befaamde Rotterdamse architectenbureaus van Jo van den Broek en Jaap Bakema, en Huig Maaskant en Willem van Tijen. Hun hoogbouwprojecten staan op ieder Nederlands wederopbouwlijstje vermeld, maar waar treffen we hun vrouwelijke tegenhangers aan? Een bijzonder groot deel van de heropbouw van dit land is vormgegeven door vrouwen. De hoeveelheid naoorlogse vrouwelijke (interieur)architecten groeide.
Als onderdeel van de Stichting Goed Wonen[17] bevrijdden (vrouwelijke) architecten Nederland van wansmaak. Het donkere logge interieur moest plaats maken voor lichte rotanmeubels, witte muren en frisse tinten. De vrouwen van Het Nieuwe Bouwen brachten leefbaarheid en maatschappelijke betrokkenheid in het door mannen gecreërde extreem strakke modernisme. Ze publiceerden in het tijdschrift Goed Wonen, organiseerden cursussen en reisden het land af met hun modelwoningen. Dames als Ida Falkenberg-Liefrinck[18], Lica Hafkamp-Cosijn[19] en Lida Licht-Lankelma[20] streefden naar een plezierige woonomgeving tegen een goedkope prijs. Hun meubels waren modern, licht en praktisch en stonden ten dienste van de lagere bevolkingsklassen. Cora Nicolaï-Chaillet[21]nam het op zich om interieurlievend Nederland te onderwijzen aan de hand van lezingen, cursussen en artikelen over woninginrichtingen (in naam van de Stichting Goed Wonen). Ze hamerde in haar publicaties op het belang van samenhang tussen interieurarchitectuur, architectuur en stedenbouw. Een ideologie die de Duits-Nederlandse stedenbouwkundig architecte Lotte Stam-Beese[22] ook nauw aan het hart lag.
De modernistische woonvisies van Stam-Beese gaven de Rotterdamse wederopbouwbuurten Kleinpolder, Pendrecht, Hoogvliet, Het Lage Land en Ommoord vorm. Haar enorme bijdrage aan de naoorlogse woningnood leverde haar terecht de bijnaam ‘de moeder van Pendrecht’ op, haar meest succesvolle wederopbouwwijk. Stam-Beese’s leven leest als een feministisch boek. Ze bemachtigde als eerste vrouw een plek in het architectuuratelier ‘Neue Baulehre’ van Hannes Meyer aan het Bauhaus, behaalde als tweede vrouw haar architectuurdiploma aan het VHBO in 1945 in Amsterdam en maakte naoorlogs Nederland vertrouwd met de functionele stad en de principes licht, lucht en ruimte.[23] De Oostenrijkse architecte Helene Hulst-Alexander[24] ontfermde zich over de Utrechtse heropbouw, geheel analoog aan de functionalistische woningbouwvisies van Stam-Beese, en realiseerde daar de eerste galerijflat voor alleenstaande vrouwen in 1957. Deze kreeg al gauw de bijnaam van ‘hunkerbunker’. Een typologie, en jammer genoeg ook bijnaam, die vaker terugkeerde in het naoorlogse oeuvre van vrouwelijke architecten.
De naoorlogse Nederlandse samenleving was sterk georiënteerd op het gezin. Het gebouwenbestand stond grotendeels in teken van gezinsappartementen en -woningen. De vrijgezellen of alleenstaanden vormden een aparte groep waar niet automatisch voor werd gebouwd. Om niet aangewezen te zijn op een pension, of hospita, of inwonen bij de familie, ontwierpen een aantal vrouwelijke architecten speciale woonflats voor werkende alleenstaanden. Naast Hulst-Alexander ontwierp de architect mejuffrouw ir. Wil Jansen[25] in 1958 de RVS-flat, een Rotterdamse variant van de galerijflat “hunkerbunker” aan het Utrechtse Oudenoord. Het laatste woningbouwproject van Staal-Kropholler, het Louise Wenthuis in Amsterdam (1963), sluit ook aan bij deze tendens.
Koos Pot-Keegstra[26] introduceerde als één van de eersten de typologie van de vrijgezellenflat in Nederland. In 1939 kreeg ze samen met haar echtgenoot Joop Pot hun eerste grote opdracht; een flatgebouw “Oranjehof” voor 148 alleenstaande, werkende vrouwen in Amsterdam. Koos Pot-Keegstra bleek op vele vlakken één van de eersten. Ze slaagde erin om als eerste vrouwelijke leerling een plaats te veroveren op de afdeling Bouwkunde van de Middelbare Technische School (MTS) in Haarlem.[27] In 1936 behaalde ze als eerste vrouw haar architectuurdiploma aan het VHBO, Lotte Stam-Beese was de tweede. In 1936 legde ze in een interview met De Telegraafhaar opvattingen over architectuur uit één. Ze geloofde onuitputtelijk in de opvattingen van ‘de nieuwe zakelijkheid’. Toch meende ze dat de vrouw ‘nog steeds de slaaf van haar huis is’[28]. Hierin poogde ze verbetering te brengen met ingenieuze ontwerpen. Iets wat Luzia Hartsuyker-Curjel[29] ook trachtte te verwezenlijken. Haar ‘vrouwvriendelijk bouwen’ nam afstand van de traditionele indeling gebaseerd op gezin en creëerde gelijkwaardigere ruimtes, los van gendernormatieve rollen.[30] De vernieuwde bouwkundige en feministisch gevoede ideeën van Hartsuyker-Curjel vormden een frisse wind in de Nederlandse architectuur.
Verdere verloop
De tweede feministische golf, vanaf 1960 tot 1980, leidde tot meer vraagtekens binnen de architectuurwereld. Het mannelijke perspectief werd opnieuw betwist. Verscheidene internationale vrouwelijke architecten spreken zich uit over de interne genderproblematiek, o.a. Lina Bo Bardi en Denise Scott Brown. Marjan Groot haalt in haar ‘Vrouwen in de vormgeving in Nederland 1880-1940’ aan dat ten tijde van deze tweede feministische golf meer onderzoek werd gedaan naar de rol van vrouwen in design, en ook architectuur. Het werd duidelijk hoe immens groot het hiaat is.
En toen viel het plots stil. De tweede golf waaide over, de derde golf (vanaf het midden van de jaren 1990) kondigde zich aan maar de architectuurwereld bleef achter. Vrouwen als Odile Decq en Zaha Hadid wisten hun eigen plek op te eisen binnen deze wereld, maar dit verliep niet zonder slag of stoot. Architectuurhistorisch onderzoek naar vrouwen in de architectuur is er in de jaren ’90 en ’00 verontrustend genoeg bijna niet. Ook was er minimaal aandacht voor de toen nog steeds heersende genderproblematiek. Nederlandse dames als Francine Houben, Marlies Rohmer en Liesbeth van der Pol domineerden toen (en nog steeds) het toneel, maar die zijn van een generatie eerder. Waar zijn de Nederlandse vrouwelijke architecten van de jaren ’90 en ’00? Een vraag die voor mij vooralsnog onbeantwoord is en om meer uitdieping vraagt.
“Architectuurhistorisch onderzoek naar vrouwen in de architectuur is er in de jaren ’90 en ’00 verontrustend genoeg bijna niet”
Mijn summiere geschiedschrijving lost de lacune in de architectuurgeschiedenis niet op, maar brengt in dit onontgonnen gebied. Het roept op tot meer zichtbaarheid en onderzoek. De rol van de vrouw in de architectuur kent een merkwaardige evolutie van vrouwelijkheid als sterkte om zich te onderscheiden in die mannenwereld naar een hedendaagse generatie die net de focus van hun geslacht en gender verlegt. Het staat vaak expliciet los van hun esthetische identiteit. Een merkwaardige verschuiving in visies binnen de architectuurcultuur. De architectuurwereld heeft nog een lange weg te gaan voordat gelijkheid bereikt wordt. Een herschrijving van haar geschiedenis kan hierbij helpen. De baanbrekende dames van de vorige eeuw hebben de deur al op een ruime kier gezet, nu is het de tijd om hem volledig open te trappen.
[1] Grada Wolffensperger (1887-1965), Arjan den Boer, Grada Wolffensperger: De eerste ‘bouwmeesteres’ van Nederland, 9-04-2019. https://www.arjandenboer.nl/2019/grada-wolffensperger-eerste-vrouwelijke-architect/
[2] Arjan den Boer, Grada Wolffensperger: De eerste ‘bouwmeesteres’ van Nederland, 9-04-2019. https://www.arjandenboer.nl/2019/grada-wolffensperger-eerste-vrouwelijke-architect/
[3] De eerste vrouw op het team van Frank Lloyd Wright, Greelane, 23-05-2019.
[4] Oliver Wainwright, Charlotte Perriand: the design visionary who survived Le Corbusier’s putdowns, 7-11-2019. https://www.theguardian.com/artanddesign/2019/oct/07/charlotte-perriand-le-corbusier-design
[5] Oliver Wainwright, Snubbed, cheated, erased: the scandal of architecture’s invisible women, 16-10-2018.
[6] De prent ‘Flagrant Délit’ gemaakt in 1978 door Vriesendorp illustreert een ludieke situatie geïnspireerd op de architectuur van Manhattan, namelijk het Empire State Building deelt het bed met het Chrysler Building maar wordt op heterdaad betrapt door het Rockefeller Center.
[7] Madelon Vriesendorp: ‘There’s a “coming out of hiding”’, 18-04-2018. https://www.youtube.com/watch?v=kzK1P-5WE6w
[8] Lezing Afaina de Jong: Feminismen in de architectuur, 6-04-2017. https://thursdaynight.hetnieuweinstituut.nl/lezing-afaina-de-jong-feminismen-de-architectuur
[9] Marjan Groot, Vrouwen in de vormgeving in Nederland 1880-1940. (Rotterdam Uitgeverij 010, 2007).
[10] Erica Smeets-Klokgieters, Vrouw in de bouw. De eerste vrouwelijke afgestudeerde architecten in Nederland. 1-03-2017. https://journals.open.tudelft.nl/knob/article/view/1727
[11] Jeanette van Zijdveld (1875-1958): Gerda Meulenkamp-de Wit, Wim Keizer, Jeanette van Zijdveld. https://historischekringlaren.nl/jeanette-van-zijdveld-1875-1958/
[12] Marjan Groot, Vrouwen in de vormgeving in Nederland 1880-1940. (Rotterdam Uitgeverij 010, 2007).
[13] Margaret Staal-Kropholler, 1891-1966, archief Het Nieuwe Instituut.
https://zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/personen/detail/6d920862-d0b3-55b4-9c99-2aca0115200f
[14] Pauline Micheels, Kropholler, Margaret, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Kropholler
[15] Margriet Pflug, Huisvesters van het volk Margaret Staal-Kropholler. Aedes magazine, 2017.
[16] Bep Zeeman (1895-1990): B. Zeeman, De taak van de vrouw in de architectuur’, Bouwkundig Weekblad 41 (1920) 34, 203-205.
[17] Stichting (Goed) Wonen, 1946-1968, archief Het Nieuwe Instituut. https://zoeken.hetnieuweinstituut.nl/images/archives/pdf/SGWO.ead.pdf
[18] Ida Falkenberg-Liefrinck (1901-2006): Eveline Holsappel, Ida Falkenberg-Liefrinck (1901), de rotan stoel als opmaat voor een betere woninginrichting. (BONAS, Rotterdam, 2000).
[19]Lica Hafkamp-Cosijn (1920-2013): Lica Hafkamp-Cosijn, 1920-2013, archief Het Nieuwe Instituut.
https://zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/personen/detail/5911071c-d456-5079-8b9f-c4e29d5a9232
[20] Lida Licht-Lankelma (1920-2014): Lida Licht-Lankelma, 1920-2014, archief Het Nieuwe Instituut.
https://zoeken.hetnieuweinstituut.nl/en/persons/detail/471c7c01-d861-5d10-b441-3da050c02cc9
[21] Cora Nicolaï-Chaillet (1919-1975):Cora Nicolaï-Chaillet, 1919-1975, archief Het Nieuwe Instituut.
https://zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/personen/detail/a59c720e-7193-55f0-a5e0-c46e1026fd2c
[22] Lotte Stam-Beese (1903-1988) Hanneke Oosterhof, Want de grond behoort ons allen toe: Leven en werk van stedenbouwkundig architecte Lotte Stam-Beese, uitgeverij Vantilt, 2018. + Charlotte Ida Anna Stam-Beese, 1903-1988, archief Het Nieuwe Instituut. https://zoeken.hetnieuweinstituut.nl/images/archives/pdf/STAB.ead.pdf
[23] Hanneke Oosterhof, Want de grond behoort ons allen toe: Leven en werk van stedenbouwkundig architecte Lotte Stam-Beese, uitgeverij Vantilt, 2018.
[24] Een tijd vol optimisme over de modernisering van de stad, Utrecht nieuws, 14-05-2019. https://utrecht.nieuws.nl/geschiedenis/71637/een-tijd-vol-optimisme-over-de-modernisering-van-de-stad/
[25] Lucia Hogervorst, Bij nader inzien: de RVS-flat in Rotterdam, Archined, 14-03-2011. https://www.archined.nl/2011/03/bij-nader-inzien-de-rvs-flat-in-rotterdam/
[26] Koos Pot-Keegstra (1908-1997): Jacoba Froukje Pot-Keegstra, 1908-1997, archief Het Nieuwe Instituut. https://zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/personen/detail/3d6fa8d8-00e6-57e0-8754-97cb71c01d21
[27] Ileen Montijn, Keegstra, Jacoba Froukje, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Keegstra
[28] Interview Koos Pot-Keegstra, De Telegraaf, 5-04-1936, p. 9.
Ileen Montijn, Keegstra, Jacoba Froukje, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. http://resources.huygens.knaw.nl/vrouwenlexicon/lemmata/data/Keegstra
[29] Luzia Hartsuyker-Curjel (1926-2011): Luzia Hartsuyker-Curjel, 1920-2011, archief Het Nieuwe Instituut.
https://zoeken.hetnieuweinstituut.nl/nl/personen/detail/627d3c2a-9b87-5dce-bfa2-1b9494d4675d
[30] Eva Moraal, Curjel, Luzia, in: Digitaal Vrouwenlexicon van Nederland. http://resources.huygens.knaw.nl/bwn1780-1830/DVN/lemmata/data/Curjel