fbpx
Denise Scott Brown en Robert Venturi, Foto: Frank Hanswijk, 2005

Scott Browns Duck

Een completere geschiedschrijving ligt aan de basis van een cultuur waarin de bijdrage van vrouwelijke architecten vanzelfsprekend is en de schijnwerpers evenzeer op vrouwelijke als op mannelijke architecten worden gericht

Aan de muur van mijn werkkamer hangt een foto van Denise Scott Brown en Robert Venturi, het architectenechtpaar dat wereldberoemd werd met hun boek Learning from Las Vegas. Bij een bezoek aan Nederland in 2005, maakte fotograaf Frank Hanswijk een iconisch portret van hen. Daarop poseren ze samen in de deftige, modernistische slaapkamer van Huis Sonneveld: Venturi zit op de rand van het bed, Scott Brown staat achter hem, leunend in de deuropening. Beiden kijken aandachtig in de camera. Als ik naar de foto kijk, vraag ik me telkens af of uit dit beeld een bepaalde verhouding spreekt. Zijn de geportretteerden gelijkwaardig in beeld gebracht of is Scott Brown hier de spreekwoordelijke ‘great woman’ die achter elke ‘great man’ te vinden is? Geeft het feit dat hij zit en zij staat, haar misschien de dominante rol? Of maakt het allemaal niet uit en zijn het hun aandachtige, scherpzinnige blikken die in gelijke mate de aandacht opeisen? En wat zeggen deze vragen eigenlijk over mij en mijn eigen blik?

Aanvankelijk vond ik dit trouwens gewoon een mooie foto. Ik koester er bijzondere herinneringen aan omdat hij gemaakt is door mijn man en ik erbij was toen dat gebeurde. Toen hij de opdracht voor deze foto kreeg, kon ik als architectuurhistoricus, de verleiding niet weerstaan om de twee legenden in levenden lijve te ontmoeten. Ik herinner me hoe er tussen het poseren door grapjes werden gemaakt en Scott Brown en Venturi vertederd waren door onze dochter van drie maanden die ik had meegenomen. Met zijn allen stonden we in de slaapkamer van Huis Sonneveld. Dat werd uiteindelijk ook het decor voor dit portret, een verwijzing naar die merkwaardige intimiteit die het samenwerken als echtpaar kenmerkt.

Scott Brown en Venturi zijn altijd duidelijk geweest omtrent het gelijkwaardig karakter van hun samenwerking. Natuurlijk werden er wel taken verdeeld, zoals dat gaat in iedere samenwerking, maar de twee ontwerpers leverden elk een even grote bijdrage aan de ontwikkeling van de ideeën en de projecten binnen hun bureau. Toch hebben ze hun hele leven een gevecht moeten leveren tegen vooroordelen en onterechte aannames met betrekking tot hun werk. Want al heel snel nadat zij de krachten hadden gebundeld, bleven de schijnwerpers vooral op Robert Venturi gericht. Hij was het die algemeen gezien werd als de briljante denker en ontwerper van de twee, op de achtergrond bijgestaan door zijn getalenteerde echtgenote Denise Scott Brown. Dat was de aanname – en zeker niet andersom. 

In 1975 schreef Denise Scott Brown een artikel over dit sexisme waarmee zij, als de vrouwelijke helft van het ontwerpersechtpaar, dagelijks te maken had. Het artikel is een aaneenschakeling van nogal gênante voorbeelden die laten zien hoe het beeld van de geniale mannelijke architect in stand werd gehouden  – ook al stond daarnaast een geniale vrouwelijke ontwerper. Scott Brown schetst daarin hoe ze al snel na haar trouwen werd geconfronteerd met wat zij zelf ‘de eerste indicatie van haar nieuwe status’ noemde. Een architect wiens werk zij had gerecenseerd liet weten dat iedereen op zijn bureau ervan overtuigd was dat Robert Venturi het artikel wel geschreven moest hebben om het vervolgens met haar naam te ondertekenen. 

En dat was nog maar het begin. Scott Brown’s artikel ‘Room at the Top? Sexism and the Star System in Architecture’ somt een hele reeks situaties op waarin haar naam als auteur en ontwerper wordt weggelaten. Ze beschrijft hoe dan na veel aandringen van Venturi en haarzelf haar naam soms alsnog – en met frisse tegenzin – werd toegevoegd . Ook kunnen we lezen hoe de beroemde, door haar bedachte, term van de duck uit Learning from Las Vegas rücksichtslos aan de naam van haar man werd gekoppeld als ‘Venturi’s duck’. Als Scott Brown dit soort misstanden aan de orde stelde, riep zij steevast de woede van journalisten en critici over zich af die haar vaak niet eens geloofden. Stelde Venturi ze aan de orde dan reageerde men onverschillig en was het allemaal maar overdreven. Daarnaast zijn er nog de voorbeelden van sociale uitsluiting, de situaties waarin Scott Brown bijvoorbeeld werd geacht naar een wives’ dinner te gaan omdat ‘de architecten dan onder elkaar konden zijn’ of wanneer zij niet welkom was bij vakbijeenkomsten omdat ‘de echtgenotes niet waren uitgenodigd’.

Aanvankelijk besloot Scott Brown haar artikel niet te publiceren. Ze vreesde voor de woede en vijandigheid die ze over zich af zou roepen en de reputatieschade die dat voor hun bureau zou kunnen betekenen. En dus? En dus zetten Scott Brown en Venturi hun gezamenlijke werk voort en duurde het tot 1989 voordat ze haar artikel uiteindelijk aan de openbaarheid prijsgaf[1]. Op dat moment voelde het blijkbaar al een stuk veiliger om met een aanklacht tegen sexisme in de architectuur naar buiten te komen. Toch was er nog een lange weg te gaan, want toen twee jaar later een bekroning met de prestigieuze Pritzker Prize volgde, was de enige laureaat – zoals zich misschien laat raden – Robert Venturi.

Uit de geschiedenis geknipt of gefotoshopt

Scott Brown is trouwens geen uitzondering. In de tentoonstelling Frau Architect in het Deutsches Architektur Museum in 2017 waren verschillende voorbeelden te zien van vrouwelijke architecten die bewust in de schaduw van hun man werden geplaatst. Een daarvan is Marlene Moeschke Poelzig, architect en echtgenote van Hans Poelzig. Op een foto uit 1930 zit zij samen met haar man en een paar bouwvakkers aan het pannenbier voor hun eigen woonhuis, een ontwerp van haar hand. Bij publicatie in het tijdschrift Bauwelt in 1984 is zij van de foto afgeknipt zodat alleen nog een stukje van haar arm en hoed zichtbaar was[2]

Of neem anders de rel rond de BCC-serie The Brits who built the Modern World in 2014. Dat de makers van deze serie vrouwelijke architecten grotendeels links lieten liggen, was de BBC al meteen op kritiek komen te staan. Maar het programma kwam pas echter onder vuur te liggen toen duidelijk werd dat Patty Hopkins, architect en partner van Michael Hopkins met wie zij samen aan het hoofd staat van het door hen opgerichte bureau, uit een in het programma getoond groepsportret was gefotoshopt. Het uiteindelijke beeld toont Michael Hopkins, Norman Foster, Richard Rogers en Nicholas Grimshaw, vijf mannen waartussen Patty Hopkins als de enige vrouw ontbreekt. 

En dat brengt ons feitelijk bij het echte probleem. Want hoeveel vrouwelijke architecten zijn er eigenlijk al eerder van de geschiedenis afgeknipt of eruit gefotoshopt zonder dat we ze kennen? Wie waren al die vrouwelijke ontwerpers die zijn genegeerd, die zich stil hebben gehouden omdat ze negatieve publiciteit vreesden, of omdat ze het zich niet konden veroorloven een opdrachtgever, echtgenoot, jury of leraar tegen de haren in te strijken? Hoeveel van deze vrouwelijke architecten zijn in de coulissen van de tijd achtergebleven? Hoeveel hebben zich misschien zodanig laten ontmoedigen dat zij het vak van architect vroegtijdig vaarwel hebben gezegd?

Strijdvaardigheid is niet genoeg

Scott Brown beschrijft in haar artikel hoe zij soms ook aan zichzelf begon te twijfelen. Hadden de critici misschien gelijk en was zij toch niet zo goed als ze dacht? Was ze arrogant? Een haaibaai? Moest ze niet gewoon tevreden zijn met haar briljante man en haar rol in het bureau en als docent? Het is niet moeilijk voor te stellen dat je moedeloos wordt als je voor de zoveelste keer moet wijzen op je eigen auteurschap en je bijdrage aan een gezamenlijke productie. Zou dat niet voor zich moeten spreken? Zelf schrijft Scott Brown dat ze zich op dat soort momenten alleen maar even hoefde voor te stellen hoe woest haar mannelijke collega’s zouden zijn als hun werk aan een ander zou worden toegeschreven. Dat was genoeg om haar strijdvaardigheid te hervinden.

Toch is de strijdvaardigheid van vrouwelijke architecten niet genoeg. Want willen we een cultuur waarin de bijdrage van vrouwelijke architecten vanzelfsprekend is en de schijnwerpers evenzeer op vrouwelijke als op mannelijke architecten worden gericht, dan hebben we nog iets anders nodig: een completere geschiedschrijving. Met een kritische historiografische blik moet het zeker lukken de geschiedenis aan te vullen en te herschrijven. Door de vrouwelijke architecten uit het verleden te identificeren en hen een plek in de geschiedenis te geven, zal een evenwichtiger beeld worden geschetst. Want dat vrouwen nauwelijks voorkomen in de architectuurgeschiedenis zoals we die nu kennen, betekent niet dat ze er ook niet waren. 

Despina Stratigakos, een vooraanstaand Amerikaanse academicus die veel publiceert over diversiteit en gelijkheid in de architectuurgeschiedenis, schreef hierover. Het artikel ‘Unforgetting Women Architects: From the Pritzker to Wikipedia’ uit 2016 schetst hoe archieven en bibliotheken door de jaren heen vrijwel geen werk van vrouwen hebben verzameld[3]. Doordat deze archieven simpelweg niet geïnteresseerd waren in het werk van vrouwelijke architecten en de waarde ervan ook niet erkenden, zijn vele tekeningen, plannen en andere interessante materialen van deze architecten na hun dood in de vuilnisbak beland. Het was voor de Bulgaarse architect Milka Bliznakov zelfs aanleiding om in 1985 het initiatief te nemen voor het International Archive for Women in Architecture

De verantwoordelijkheid voor een diverse, complete architectuurgeschiedenis

Maar uiteindelijk gaat het natuurlijk niet om een archief voor vrouwen in de architectuur –hoe noodzakelijk ook. Het gaat erom vrouwen in de archieven voor architectuur te krijgen. En daarvoor lijkt het tij gelukkig steeds meer mee te zitten. De oproep van Stratigakos om in zogenaamde edit-a-thons digitale bronnen als wikipedia aan te vullen met vrouwelijke architecten, heeft inmiddels ook zijn vruchten afgeworpen. Wie nu op vrouwen in de architectuur googelt komt al snel op een uiterst leerzame pagina terecht met bijvoorbeeld Katherine Briçonnet (ca. 1494-1526) en Plautilla Bricci (1616-1690) als fascinerende vroege voorbeelden van vrouwelijke architecten in Europa. Ook heeft iemand als Norma Merrick Sklarek haar eigen pagina. Zij was de eerste vrouwelijke architect met African-American achtergrond in de VS die met Margot Siegel en Katherine Diamond vanaf 1985 ook het eerste architectenbureau met vrouwelijke directie oprichtte. Daarnaast zijn vele andere – vaak nog onbekende – heldinnen zoals Virginia Andreescu Haret, Thekla Schild en Emilie Winckelmann inmiddels online te vinden.

Het laat zien hoe belangrijk het is om als historici, docenten en auteurs onze eigen verantwoordelijkheid te nemen om de geschiedschrijving van de architectuur diverser en completer te maken. Dat geldt voor hoe we de architectuurgeschiedenis vastleggen in boeken, exposities en archieven. En het geldt ook voor de inhoud die we brengen in het onderwijs, de manier waarop we jury’s samenstellen en de keuze van de winnaars van de architectuurprijzen die we uitreiken. Het is belangrijk dat we op deze terreinen meebewegen met veranderende maatschappelijke verhoudingen en inzichten, en deze ook zelf actief voortstuwen.

Laten we vooral niet vergeten dat het tot 2004  heeft geduurd voordat de Pritzker Prize voor het eerst aan een vrouwelijke architect werd uitgereikt (Zaha Hadid), [CE4] terwijl de RIBA Royal Gold Medal pas in 2015 een vrouwelijke laureaat kende (Sheila O’Donnell met John Tuomey). En het is ook nog maar één generatie geleden dat vrouwen met een goede baan met de nek werden aangekeken omdat zij de plek innamen van een man die als gedoodverfde kostwinner meer recht had op zo’n positie, zoals een bevriende ontwerper mij pas nog vertelde. Het is nog maar kort geleden dat volledig mannelijke jury’s, docentenkorpsen en discussiepanels heel gewoon waren.

Maar de tijden zijn  veranderd. Daarvoor hoeven we alleen maar even terug te denken aan het symposium ‘De kracht van Nederlandse Architectuur’ dat tijdschrift De Architect in 2018 organiseerde. Toen de line-up van tien mannen bekend was gemaakt, volgde een vloedgolf van kritiek op social media. En een tegenzet bleef niet uit. Met daadkracht en deskundigheid stampte curator Christine de Baan een ander symposium uit de grond. The Next Power of Dutch Architecture; a change of perspective kreeg een line-up van vijftien vrouwelijke architecten. Mensen als Riek Bakker, Nathalie de Vries, Elma van Boxel en Arna Mačkić deelden hier hun inzichten, kennis en ervaring in het kader van actuele ruimtelijke vraagstukken. 

In datzelfde jaar, 2018,  waren Yvonne Farrell en Shelley McNamara als eerste vrouwen de curatoren van de Architectuurbiënnale in Venetiê en won Francien Houben de BNA Kubus. Een jaar later werd de Grand Jury van de RIBA International Prize bekend gemaakt onder leiding van Odile Decque met onder meer Jeanne Gang end Rosanne Hu. En ondertussen spannen de architectuuropleidingen zich in om vrouwelijke docenten en hoogleraren aan te trekken zoals mag blijken uit het recente voorkeursbeleid van bijvoorbeeld de TU Eindhoven. Ook de curricula worden aangepakt zoals in de colleges van Amy Thomas, Assistant Professor Architectural History aan de TU Delft, waarin vrouwen wél een vanzelfsprekende plek hebben, en gender en diversiteit de aandacht krijgen. Het beroemde artikel van Denise Scott Brown maakt daar deel uit van de verplichte literatuur.

‘They owe me not a Pritzker Prize but a Pritzker inclusion ceremony’

En dat brengt me terug naar het portret van Scott Brown en Venturi. Want telkens als ik naar deze foto kijk, word ik eraan herinnerd hoe geschiedenis eigenlijk werkt en hoe belangrijk de rol van geschiedschrijvers is. Om eerlijk te zijn was, destijds in 2005, ook voor mij Venturi de grote naam en niet Scott Brown. Venturi was de naam die het vaakst had geklonken in tijdens de colleges architectuurgeschiedenis over Learning from Las Vegas. Venturi was ook de naam waaraan het meest werd gerefereerd in alle publicaties en lezingen die daarna op mijn pad kwamen. Het is een shockerend besef dat de architectuurgeschiedenis die wij als studenten kregen aangeboden alleen mannelijke protagonisten kende. En dat niemand zich daar destijds over verbaasde geeft wel aan hoezeer alles doortrokken was van het mannelijke perspectief. 

Inmiddels weet ik al een tijdje dat het Scott Brown was die in de jaren zestig het initiatief nam om Las Vegas te bestuderen en dat Scott Brown ook de bedenker is van de Duck en de Decorated Shed, de gevleugelde termen uit het postmodernisme. Venturi en zij werkten samen en dat is wat de foto uitdrukt als mijn blik van de een naar de ander gaat en weer naar de een.

In 2013 werd aan de organisatie van de Pritzker Prize een petitie aangeboden om de geschiedenis te repareren en Scott Brown alsnog op te nemen in de lijst van laureaten. Zoals zij het dat jaar zelf formuleerde: ‘They owe me not a Pritzker Prize but a Pritzker inclusion ceremony’[4]. De petitie werd om weinig overtuigende, formele redenen afgewezen. Uiteindelijk ontving Scott Brown in 2017 wel de Jane Drew Prize als bekroning voor haar werk in de architectuur en haar bijdrage aan het vergroten van de aandacht voor vrouwen in dit werkveld. De Jane Drew Prize is bestemd voor vrouwelijke architecten en dankt haar naam aan de Engelse architect Jane Drew die ooit de opdracht kreeg om Chandigarh, de nieuwe hoofdstad van Punjab in India, te ontwerpen. Zij vroeg collega-architect Le Corbusier om met haar samen te werken aan deze prestigieuze en omvangrijke opdracht. En, ja, the rest is history want Chandigargh ging de geschiedenis in als het geniale project van Le Corbusier en Jane Drew werd niet meer dan een voetnoot in de geschiedenisboeken. Tot nu dan, en dat werd tijd. 


[1] Het werd gepubliceerd in: E. P. Berkeley, M. McQuaid ed. Architecture: A Place for Women, (Washington, DC: Smithsonian Institution Press, 1989), 237-46

[2] Auteur onbekend, ‘Haus Poelzig in Berlin’, Bauwelt, 1984 nr.11:  p.437

[3] Despina Stratigakos, ‘Unforgetting Women Architects: From the Pritzker to Wikipedia’, geraadpleegd op 11 november 2020, https://placesjournal.org/article/unforgetting-women-architects-from-the-pritzker-to-wikipedia/