“Dat er minder vrouwen dan mannen bij architectenbureaus werken heeft niets te maken met de professie zelf”, stelde Dikkie Scipio, oprichter en partner bij Kaan Architecten, in het interview dat ook in deze editie staat. Maar ik vraag me af in hoeverre je de professie en de manier waarop je carrière maakt, kunt scheiden.
Mijn carrière begon begin jaren negentig bij OMA, een bureau dat toen vanuit een wonderlijke combinatie van talent en overmoed opereerde. Ik schat dat ongeveer een derde van de medewerkers vrouw was maar het belangrijkste kenmerk was misschien wel dat we bijna zonder uitzondering erg jong en in ieder geval erg onervaren waren. Een solide basis voor zelfvertrouwen. De stemming op het bureau was vrolijk, internationaal en open maar de toen heersende omgangsvormen laten zich het best vergelijken met die van Amerikaanse ijshockeyers die je op volle snelheid tegen de boarding aan werken. Het was niet – of in ieder geval niet alleen – een baldadige ‘boys will be boys’ mentaliteit maar een manier om je ontwerpen te wapenen tegen de krachten in de architectuurwereld die hard en onverbiddelijk zijn. Rem (Koolhaas, red.) gaf me in dat verband af en toe managementadviezen: “Zorg dat je niets doet wat iemand anders kan doen”’ en: “Ik hoor je nooit schreeuwen, ben je wel betrokken?”. Een managementstijl die redelijk masculien te noemen is, lag aan de basis van het succes van het bureau.
Een managementstijl die redelijk masculien te noemen is, lag aan de basis van het succes van het bureau.
Bij het Atelier Rijksbouwmeester werken tussen de dertig en veertig mensen. Op dit moment meer vrouwen dan mannen. Eén van de projecten waar we aan werken is de renovatie van het Binnenhof. In dit project, waarvoor een twaalftal bureaus aangetrokken zijn, waren twee vrouwen met een overweldigende staat van dienst de coördinerende architecten: Liesbeth van der Pol en Ellen van Loon. Beiden maakten voor het Binnenhof uitstekende plannen – beiden werden door de politiek onterecht neergesabeld omdat hun plannen megalomaan zouden zijn. Voor hen gold de meest mannelijke eigenschap als het ultieme verwijt.
In Nederland is maar een kwart van de bouwkundig architecten een vrouw. Daarmee horen we bij de drie slechts scorende landen in Europa. Dat er minder vrouwen dan mannen bij architectenbureaus werken, wijt Dikkie aan de drukte aan het begin van je loopbaan waarbij vrouwen juist op dat moment ook nog een plek voor zwangerschap en voor de taak als moeder moeten zien te vinden. Ik vermoed dat er daarnaast ook meespeelt dat vrouwen op nog meer manieren anders zijn. Bijvoorbeeld als je naar het politieke stemgedrag kijkt: als er alleen vrouwenkiesrecht zou zijn, hadden we geen Brexit, geen Trump en een veel verantwoorder milieubeleid gehad. Er lijkt een omgekeerde relatie tussen testosterongehalte en verantwoordelijkheidsgevoel te zijn.
In Nederland en ook binnen de architectuur zouden we ons er meer van bewust moeten zijn dat het tegen ons werkt als we de dominante stemmen te veel aan het woord laten.
In Nederland en ook binnen de architectuur zouden we ons er meer van bewust moeten zijn dat het tegen ons werkt als we de dominante stemmen te veel aan het woord laten. Wat voor de stem en de rol van vrouwen binnen de beroepsgroep geldt, is ook van toepassing op de rol van architecten met een migratieachtergrond. Arna Mackic schreef in het jaarboek een indringend stuk over die ‘ongeziene groep’.
Man, vrouw; allochtoon, autochtoon; oud, jong. Waar we naar toe moeten, is geen zoektocht naar stereotypes of gelijkschakeling, maar naar het bewust ruimte bieden aan stemmen die met meer verfijning maar met minder volume spreken. Dominantie is geen indicatie van intelligentie, een besef van blindheid wel.
Floris Alkemade
Dit artikel komt uit de printeditie van Mevr. De Architect die op 26 januari via een live stream wordt gelanceerd i.s.m. AIR. Wil je erbij zijn? Geef je dan hier op. Wil je de hele editie lezen met meer columns en reflecties op dit thema? Bestel hem dan hier.