fbpx

“Er is geen norm voor een goed gebouw”

“Het grote voordeel van binnen een groot bureau opereren, is dat ik aan complexe, maatschappelijke projecten kan werken. Mijn sociale impact is hier groter dan als ik in mijn eentje de wereld probeer te veranderen”, vertelt Maria Piels (1989). Uiteindelijk doet ze het allebei. Want naast haar baan bij Inbo werkt ze aan haar eigen projecten, zoals een compound met vier woningen in Zambia. “Ik geloof niet dat het juist is om blindelings de manier waarop we in Nederland bouwen daar toe te passen.” Een gesprek over sociale duurzaamheid, de vanzelfsprekendheid van diversiteit en het uitspreken van ambities.  

Door wie laat jij je in je werk als architect inspireren?

“Allereerst door de Braziliaanse architect João Filgueiras Lima, beter bekend als Lelé, een leerling van Niemeyer. Elke fysieke ingreep die hij doet in de gebouwde omgeving, is tevens een sociale ingreep en gerelateerd aan de schaal van de stad. Zo ontwikkelde hij voetgangersbruggen die wijken met elkaar verbinden. Hij schonk veel aandacht aan de modulaire knooppunten waar meerdere delen van de brug samenkomen en aan het aangenaam en beschut kunnen oversteken. Hij wilde de sociale interactie tussen verschillende wijkbewoners stimuleren. Het is mooi om te zien dat het ook echt zo werkt, op de knooppunten ontstaan bijvoorbeeld kleine marktkraampjes op kleden. Omdat het systeem modulair was ontwikkeld, kon het op verschillende plekken worden toegepast.”  

“Ook vind ik Ma Yansong van MAD Architects een inspirerende architect vanwege de plek die hij natuur geeft in zijn ontwerpen. Maar toen ik op zijn bureau stage liep merkte ik toch dat het veel meer ging om de vorm dan om de gebruikers. Hij maakt gave gebouwen, maar zijn vertrekpunt is niet de gebruiker, terwijl Lelé het wel lukte om beide te verenigen.”

“Ik wil soms ook in de zon zitten of het raam opendoen om een briesje te voelen – in contact staan met de natuur”

Hoe vind je dat de gebruiker momenteel een plek krijgt in de Nederlandse architectuur?

“In ons werk ligt momenteel veel nadruk op het ontwerpen van energie neutrale en circulaire gebouwen. Dat is nodig en prijzenswaardig, maar we moeten daarbij niet het effect ervan op de gebruikers uit het oog verliezen. Nu zie ik bijvoorbeeld steeds meer gebouwen waarvan de zuidgevel helemaal vol zit met zonnepanelen. Heel goed dat er zo energie wordt opgewekt, maar door de kleine raampjes kan maar weinig zonlicht binnenkomen. Daarnaast zijn heel veel gebouwen potdicht, zodat de weersomstandigheden het binnenklimaat niet kunnen beïnvloeden. Maar ik wil soms ook in de zon zitten of het raam opendoen om een briesje te voelen – in contact staan met de natuur. Als de gebruiker niet gelukkig is, dan heeft het gebouw geen enkele meerwaarde. Sociale duurzaamheid moet even belangrijk zijn als technische – en dus goed meetbare – duurzaamheid.”

Wat is hiervoor nodig?

“Het is belangrijk dat architecten installatieadviseurs beter begrijpen. Daar is nog grote winst te behalen. Pas wanneer we hun overwegingen snappen, kunnen we samen tot goede oplossingen komen. Daarnaast is het belangrijk dat er naast BREEAM en LEAD ook labels voor gebouwen zijn gekomen die de gebruiker centraal stellen, zoals WELL. Momenteel ben ik bezig met het opzetten van een onderzoek bij Inbo Labs waarbij ik de uitgangspunten van het label vertaal naar ontwerptoepassingen.”

Er werken minder vrouwen als architect dan er worden opgeleid. Merk jij daar in de praktijk wat van?

“Tijdens mijn studie was de verdeling fiftyfifty. Bij de jongere generaties in het bureau zijn vrouwen nog goed vertegenwoordigd, maar zodra de leeftijd stijgt zijn het er steeds minder. Van de twaalf partners bij Inbo zijn er slechts twee vrouw. Ik merk het vooral tijdens meetings met projectteams, dan ben ik vaak de enige vrouw aan tafel.”

“Ik heb idee dat de anderen extra nieuwsgierig zijn naar wat ik te zeggen heb, door mijn vrouw-zijn, maar ook door mijn huidskleur”

Welke impact heeft dat op jou?

“Ik val op. Niet alleen vanwege mijn vrouw-zijn maar ook door mijn donkerdere huidskleur. Daardoor heb ik het idee dat de anderen extra nieuwsgierig zijn naar wat ik te zeggen heb. En dat het extra belangrijk is dat het wat zinnigs is. Als ik dan niks inbreng, word ik al snel beoordeeld als visieloos, terwijl dat een misvatting is. De heersende cultuur in dergelijke besprekingen maakt het voor mij heel lastig om mee te doen. Je moet dominant en extravert zijn om gehoord te worden. Maar het past mij veel beter om eerst alles aan te horen en dan pas weloverwogen te reageren. Ik heb me nu voorgenomen om dicht bij mijzelf te blijven. Zodra ik gewend ben aan de groepsdynamiek, weet ik wanneer ik mijn moment kan pakken om wat te zeggen. Want het is wel belangrijk dat ik mijn stem laat horen.”

Je hebt een Nederlandse vader en een Tanzaniaanse moeder en bent de eerste vijf jaar opgegroeid in Tanzania. Heeft jouw biculturele achtergrond effect op je werk als architect?

“Ik zie mijn diverse achtergrond als een groot voordeel. Voor mij is het vanzelfsprekend dat ik een bepaald vraagstuk vanuit diverse invalshoeken aanvlieg. Naast de twee culturen waarin ik ben opgegroeid zijn er nog zoveel meer. Tijdens en na mijn studie zocht ik ze zoveel mogelijk op door op uitwisseling te gaan. Zo heb ik gewoond in Sao Paulo, Milaan en Beijing. Hierdoor weet ik uit eigen ervaring: er is geen norm voor een goed gebouw. Momenteel werk ik bij Inbo aan een woongebouw in Amsterdam, een hele diverse en multiculturele stad. Daar kun je geen standaardwoning neerzetten, dan negeer je compleet de diverse woonbehoeftes van de gebruikers.”

“Daarnaast voel ik me vooral thuis in een multiculturele omgeving. Vroeger had ik er weinig invloed op en was ik een van de weinige donkere leerlingen op de middelbare school. Dat was toen prima, maar nu heb ik bewust gekozen om te wonen in Amsterdam en te werken bij een groot, internationaal bureau, zoals Inbo.”

Hoe positioneer je jezelf binnen zo’n groot architectenbureau?

“Door de aandacht die de BNA legt op het thema diversiteit en inclusiviteit binnen de architectenbranche, ben ik met andere vrouwen in gesprek gegaan over dit thema. Zo sprak ik met Shu-Yang Tang, associate director en architect bij RHDHV. Zij sprak uit ervaring en vertelde dat als je iets vindt of wilt, je dat kenbaar moet maken. Dat heeft me onder andere geholpen om bij Inbo uit te spreken dat ik de ambitie heb om naast mijn baan projecten in Afrika op te pakken. Ik dacht voorheen dat ik als werknemer vooral moest beantwoorden aan de verwachtingen van mijn werkgever, maar ik heb gemerkt dat bij Inbo ook ruimte is voor eigen ambities. Ze ondersteunen me daar waar ze kunnen, door bijvoorbeeld hun enorme netwerk in te zetten.”

Welke ambities probeer je waar te maken in Afrika?

“De steden in Oost-Afrika groeien enorm snel. Daar wordt in zo’n hoog tempo gebouwd dat ik me afvraag of het wel duurzaam en leefbaar is. Het zijn boeiende ontwikkelingen, maar wat er wordt gebouwd is lang niet altijd een passend antwoord op de situatie. Nu zijn mijn projecten in Afrika nog kleinschalig, zoals een compound met vier woningen in Zambia, maar het is mijn streven om daar aan grotere, maatschappelijke opgaven te werken, zoals ik nu bij Inbo doe.”

Compound met vier woningen in Zambia, werk in uitvoering

“Door het land te leren kennen en altijd samen te werken met lokale partijen, wil ik met mijn projecten iets wezenlijks toevoegen”

Je bedoelt dat je de ervaring die je in Nederland op doet daar toe kan passen?

“Enerzijds wel als het gaat om het begrip van de complexiteit van de opgave. Anderzijds wil ik het wel zo doen dat het toepasbaar is op de lokale situatie als het gaat om bouwmethode, materiaalkeuze en programma. Daarvoor wil ik de cultuur, de gebruiken en de mogelijkheden onderzoeken. Zo draait de door mij ontworpen compound geheel op elektriciteit die wordt opgewekt met behulp van nationale dammen. Tot voor kort niets bijzonders in Zambia. Helaas is de waterstand daar momenteel erg laag en is dagelijkse stroomuitval de nieuwe standaard. Hier probeer ik op in te spelen door te kijken of ik de woningen zo kan ontwerpen dat ze minder elektriciteit, voor bijvoorbeeld koeling, nodig hebben. Door het land te leren kennen en altijd samen te werken met lokale partijen, wil ik met mijn projecten iets wezenlijks toevoegen.”

Dit interview is mede mogelijk gemaakt door de kwartaalsubsidie van de Stimuleringsfonds voor Creatieve Industrie.

Ontdek meer van A.ZINE

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder