fbpx

Van wit mannenbolwerk naar inclusieve en diverse onderwijsomgeving

“In het onderwijs moeten zowel top-down als bottom-up initiatieven voor meer diversiteit en inclusie zorgen.” Dick van Gameren is hoogleraar Woningbouw en decaan van de faculteit Bouwkunde op de Technische Universiteit in Delft. Zijn werk als architect-partner bij Mecanoo staat vanwege de functie op de universiteit op een lager pitje. “Mijn leven speelt zich voornamelijk af tussen mijn huis, de faculteit en het kantoor. Die bevinden zich allemaal binnen een paar minuten fietsen van elkaar.” Ik spreek Dick tussen alle werkzaamheden door over de ontwikkelingen rondom het thema diversiteit en inclusie op de universiteit en zijn eigen rol daarin.

Bij je aanstelling als decaan zei je een verbinder te willen zijn. Hoe vul je deze ambitie in?

“In de rol van hoofd van de afdeling Architectuur was het een van mijn speerpunten een meer open sfeer binnen de afdeling te creëren. Die trof ik niet aan toen ik hier in 2005 begon. Groepen hadden de neiging om zich terug te trekken en een eigen schooltje binnen de school te organiseren. Door meer verbindingen aan te brengen in organisatie- en overlegstructuren, is het eilandgevoel afgenomen. Als decaan probeer ik op het niveau van de faculteit de samenwerking te stimuleren. Dat doe ik door gezamenlijke onderzoekthema’s te formuleren die door de verschillende afdelingen samen worden opgepakt. Binnen een grote faculteit met de disciplines Architectuur, Stedenbouw, Bouwtechniek en Management kan het snel gebeuren dat afdelingen elkaar te weinig zien. We zijn gezegend met een grote diversiteit in mensen en daardoor in benaderingen van het vak. Die verschillen en invalshoeken moeten we zoveel mogelijk bij elkaar brengen om de potentie optimaal te benutten. Daar ligt voor mij de grootste uitdaging.”

Weerspiegelt die grote diversiteit onder studenten zich voldoende in de docentenpopulatie?

“Nog niet helemaal. We komen als TU uit een verleden dat gedomineerd is door witte mannen. In mijn eigen studietijd was er één vrouwelijke hoogleraar. Dat is gelukkig veranderd, maar het kan nog evenwichtiger. In de bachelor Bouwkunde is er inmiddels een kleine meerderheid vrouwelijke studenten. In de master is de verdeling man-vrouw fiftyfifty. Als je kijkt naar de totale staf, inclusief ondersteunend personeel, dan zijn er net zo veel vrouwen als mannen. In de wetenschappelijke functies is de verhouding nu veertig-zestig, maar groeit het langzaam naar een gelijk aandeel. De laatste tijd stromen er vooral veel vrouwelijke promovendi in.”

We komen als TU uit een verleden dat gedomineerd is door witte mannen

In de top van de faculteit blijft het aantal vrouwen achter. Bij Bouwkunde is slechts één op de drie hoogleraren vrouw. Hoe verklaar je dat? 

“Vrouwelijke hoogleraren zijn inderdaad nog in de minderheid. De ontwikkeling naar een meer evenwichtige verdeling is in gang gezet, maar je ziet dat het in de leidinggevende posities wat langzamer gaat. Zonder dat we ons stringente regels op willen leggen, is dat absoluut een punt van aandacht bij het aantrekken van personeel. Het blijkt echter lastig een vrouw aangesteld te krijgen, vooral in de ontwerpgerichte disciplines. We vinden het als faculteit belangrijk dat onze ontwerphoogleraren hun sporen hebben verdiend in de praktijk. In de top blijkt het onderwijs- en onderzoeksveld een spiegel van de ontwerppraktijk. De vijftig-vijftig verhouding onder studenten komt in de praktijk helaas nog niet terug.”

Is dat niet een beetje een kip-en-ei verhaal? Zou het kunnen dat vrouwen uit de ontwerppraktijk verdwijnen of op de achtergrond raken, omdat er tijdens hun opleiding te weinig rolmodellen waren?

“Dat speelt zeker een rol. Het is belangrijk om je te kunnen spiegelen. Dat geldt niet alleen voor vrouwen, maar ook voor mensen met een niet-westerse achtergrond. De TU heeft zich de afgelopen decennia ontwikkeld van een ‘Nederlandse’ naar een internationale universiteit. Ik probeer heel bewust het internationale perspectief in de faculteit binnen te brengen en uit de geijkte West-Europese patronen te stappen. Zelf ben ik betrokken bij projecten in Ethiopië en India, maar er lopen talrijke internationale projecten en samenwerkingen. Die voeren we uit met lokale partners en met studenten van die plekken. Het gevolg is dat ook veel studenten uit die landen hier naartoe komen. Helaas is dat afgelopen jaar door corona niet mogelijk geweest, maar we blijven daar mee doorgaan. Op dit moment zijn we een verregaande uitwisseling met Bangladesh aan het opzetten.”

Is die toenemende internationalisering ook terug te zien in de staf?

“Steeds meer. Omdat het vanuit praktische overwegingen lastig is om hoogleraren uit het internationale veld aan de universiteit te binden, werkt de faculteit sinds een aantal jaar met visiting professors. Zij komen eens in de zoveel tijd langs en dragen met hun visies en netwerken bij aan de vernieuwing van het onderwijs en onderzoek. Afgelopen jaren hadden we hier onder andere Momoyo Kaijima, Anne Lacaton en Marina Tabassum. Met het aantrekken van deze architecten bieden we studenten rolmodellen die afwijken van de standaard.”

Voor Mevr. De Architect zijn veel vrouwelijke architecten geïnterviewd. Een aantal geeft aan de sfeer in het Nederlandse onderwijs conservatief te vinden ten opzichte van die in het buitenland. Nathalie de Vries heeft bijvoorbeeld overal ter wereld lesgegeven, voordat ze voor het hoogleraarschap in Delft werd gevraagd.

“We hadden Nathalie natuurlijk veel eerder moeten vragen. Ze heeft een punt dat we in Nederland geen koploper zijn. Ik ben ervan overtuigd dat we op onze faculteit inmiddels een aardige slag hebben gemaakt. Maar we zijn er zeker nog niet.”

Je bent bijna twee jaar decaan. Hoe zie je jouw rol de komende jaren? Wat kun en wil je betekenen om diversiteit en inclusie nog meer vanzelfsprekend te maken?

“Ik wil het onderwerp nog sterker op de agenda zetten, maar het is de vraag of dat top-down moet. Bij voorkeur komt het uit alle lagen van de organisatie. We hebben daar veel gesprekken over. De conclusie is dat het allebei nodig is. Op dit moment is er intern een vacature om vanuit de staf iemand vrij te maken om te helpen de agenda in te vullen en verdere strategieën te ontwikkelen. Hij of zij wordt de facultaire pendant van de diversity officer, een hoogleraar die het onderwerp universiteitsbreed agendeert. Gelukkig zijn er ook veel studenten en medewerkers die zich aanbieden om mee te denken. Onlangs hebben studenten via een livestream een debat georganiseerd. Het is belangrijk dat we gezamenlijk de discussie blijven voeren. Dat mag ook best eens knetteren. Toen we na de brand ons nieuwe gebouw betrokken, werd aan alle afdelingen gevraagd de gangen aan te kleden. Bij Architectuur hadden we een portrettengalerij van ‘dode helden’, architecten uit het verleden die belangrijk zijn geweest voor het vak of de faculteit. Dat was onvermijdelijk een collectie ‘oude, witte mannen’, met slechts een enkele vrouw. Daar werden we veel op aangesproken en het heeft de discussie flink aangezwengeld. Spontaan hebben enkele medewerkers ertegenover een galerij gemaakt met vrouwen die nu actief zijn in de architectuur en waarvan er veel ook bij ons langskomen. Inmiddels vullen we de galerij aan als een eerbetoon aan overleden architecten, zoals Zaha Hadid en Charles Correa. De galerij wordt diverser qua man-vrouw verdeling, maar ook internationaler. Ontwikkelingen gaan langzaam maar zeker de goede kant op.”

Ontdek meer van A.ZINE

Abonneer je nu om meer te lezen en toegang te krijgen tot het volledige archief.

Lees verder