“Na mijn 50e had ik het gevoel dat ik het vak echt in mijn vingers kreeg en durfde ik steeds vrijer te denken”, aldus Francine Houben, architect en oprichter van architectenbureau Mecanoo. Sindsdien realiseerde ze ook haar grotere publieke werken. Terwijl haar generatiegenoten bijna met pensioen gaan, moet zij daar nog niet aan denken. “Architectuur is enorm complex, maar daar geniet ik ook van.” Een gesprek over haar toekomstvisie, ‘fearless’ ontwerpen en of ze niet een keer wat anders moet gaan doen.
Het was even zoeken naar een geschikt moment om met Francine Houben te videobellen. Momenteel is elke seconde van haar dag ingepland met online vergaderingen. Uiteindelijk spreek ik haar op een zonnige zaterdagmiddag. “Ik zou nu eigenlijk in New York zijn om mijn Yale studenten de Public Library te laten zien die bijna af is.”
Hoe ervaar je de coronacrisis?
“Ik vind het een ontroerende tijd. We zijn solidair in onze loyaliteit om de maatschappij te beschermen tegen het coronavirus. Iedereen wil naar ‘home’, maar waar is ‘home’? Ik verblijf de afgelopen weken bijvoorbeeld niet in mijn huis in Rotterdam, maar in een familieboerderij op het platteland. Hier kan ik tussen alle videocalls door de gewassen water geven en zien opkomen. Daar heb ik nooit eerder de gelegenheid voor gehad. Voor mij is deze crisis een bevestiging van mijn toekomstvisie ‘Forward to basics’.”
Wat houdt die visie in?
“Het gaat over basale waarden in het leven. Zo zal onze houding ten opzichte van de aarde moeten veranderen. De natuur heeft een onvervangbare waarde en schoonheid, het is belangrijk dat we daar opnieuw verbinding mee maken. Dit betekent dat we opgaves vanuit een holistische visie op duurzaamheid moeten benaderen. Zo werk ik nu aan het Trinity College in Toronto. Naast de monumentale oudbouw ontwerpen wij een nieuw academiegebouw en studentenhuisvesting. Niet alleen passen we een houtconstructie toe, ook denken we na over het leven op de campus. Over hoe we het bewustzijn van studenten kunnen vergroten, hoe ze daar zo duurzaam mogelijk kunnen eten. Zo heb ik gepleit voor laagbouw i.p.v. hoogbouw. Het enorme dakoppervlak dat hierdoor ontstaat, is interessant voor energieopwekking door zonnepanelen, maar ook voor voedselproductie.”
Je werkt vaker aan beeldbepalende projecten in het buitenland, zoals de New York Public Library, de Library of Birmingham en het National Kaohsiung Centre for the Arts in Taiwan. Hoe is je dat gelukt?
“In het buitenland vinden ze me vaak ‘fearless’. We werken altijd met een lokaal bureau dat verantwoordelijk is voor het proces, daardoor heb ik de vrijheid om creatief te denken en tot een sterke visie te komen. Zeker in Engeland en Amerika zitten ze er ‘obsessed’ bovenop. De architectenbureaus daar zijn vaak zo risicomijdend dat het lastig is om vernieuwende projecten van de grond te krijgen. Met mijn internationale ervaring en enthousiasme neem ik de opdrachtgever mee.”
Waar loop je in de Nederlandse praktijk tegenaan om je vak goed uit te kunnen oefenen?
“Tenders. En dan heb je ze ook nog zonder dialogen, terwijl het voor mij essentieel is om in gesprek te zijn met de mensen waarvoor ik ontwerp. Een gebouw is zo goed als zijn opdrachtgever. De hele organisatie van tenders en het spel dat veel te veel projectmanagers hierin spelen, maakt ons vak onnodig complex. Daarnaast vraagt deelname aan tenders om een disproportionele investering die vaak onmogelijk is om terug te verdienen is, terwijl we ook gewoon elke maand ons personeel moeten betalen.”
Dat lukt je vooralsnog wonderwel. Anders dan de bureaus van je vorige partners waarmee je Mecanoo hebt opgericht, is Mecanoo nog nooit failliet gegaan. Wat is ervoor nodig om naast architect ook een goede zakenvrouw te zijn?
“Ik heb altijd meebewogen met grote opgaven in de samenleving. Terwijl veel van mijn jaargenoten bezig bleven met woningbouw, onderzocht ik waar behoefte aan was en wat beter kon. Met een aantal visies heb ik het verschil kunnen maken. Dit geldt voor stadvernieuwing en onderwijsgebouwen, maar ook voor mobiliteit. Dit onderwerp heb ik echt op de agenda gezet. Eerst als praktijkhoogleraar Mobiliteitsesthetiek aan de TU Delft en later ook met de architectuurbiënnale Mobility a Room with a View. Jaren geleden stelden wij in een visie voor Milaan al voor om een aantal wegen te transformeren voor de fiets. Milaan is nu van plan dat versneld door te voeren n.a.v. de coronacrisis.”
“Ook heb ik de juiste mensen om me heen verzameld. Ik vergelijk Mecanoo graag met een symfonieorkest van meer dan 100 muzikanten. Voor elk vraagstuk kunnen we het ideale team samenstellen. Hierdoor zijn we heel goed in opgaves die we nog nooit eerder hebben gedaan.”
Zie je het als een sport om elke keer het wiel uit te vinden? Is elk project een prototype?
“Daar zit voor mij wel de lol in. Ik vind het weinig inspirerend als ik repeterend werk moet verrichten. Maar goed, dit is geen zakelijke houding. Binnen het bureau werken we daarom weldegelijk aan dezelfde opgaves, waardoor we daar steeds beter in worden. Doordat ik me vooral bezighoud met projecten die nieuwe wegen verkennen, kan ik mijn medewerkers de ruimte geven om hun eigen projecten te draaien. Zo kijk ik bij verschillende projecten mee, maar hangen ze niet aan mij.”
Evenveel vrouwen als mannen studeren momenteel architectuur. Toch is maar 22% van de 10.000 Nederlandse architecten vrouw. Heb jij enig idee hoe dit komt?
“Toen ik studeerde was het nog veel dramatischer. Toen was nog maar 1 op de 10 à 15 studenten vrouw en was ik altijd de enige vrouw in een projectgroep. Maar ik was er nooit mee bezig. Ik wilde gewoon architect worden. Van huis uit is het feit dat ik een vrouw ben nooit een issue geweest. Net als mijn broers ging ik naar de TU Delft. Ik ben opgegroeid met het idee dat je als vrouw alles kon. Mijn moeder deed ook alles. Van koken tot verbouwen en aannemertjes aansturen.”
“Wel is het zo dat vrouwen het in dit beroep zwaarder hebben dan mannen. En dan vooral vrouwen die ook moeder zijn. Veel succesvolle vrouwen van mijn generatie, zoals Zaha Hadid, hebben geen gezin. Ik kom uit de generatie waarin vrouwen stopten met werken zodra ze kinderen kregen. Een aantal van mijn studievriendinnen hebben bijvoorbeeld nooit gewerkt. Ik had echter een architectenbureau en kreeg drie kinderen.”
En toen?
“Natuurlijk ben ik veel te hard gaan werken. Architect zijn is een zwaar en complex beroep dat ook nog eens slecht betaalt. Je moet visie en technisch inzicht hebben, maar ook creatief en communicatief zijn. Mijn ouders zeiden altijd: let op je grenzen. Dit heeft me mijn carrière opgeleverd, al heeft elke medaille ook een keerzijde. Ik heb een hele goede band met mijn kinderen, maar het ging bij ons thuis wel anders dan bij andere gezinnen. Ik word door mijn kinderen er regelmatig aan herinnerd dat ze mij minder zagen dan ze wilden. Aan de andere kant ben ik hier heel nuchter in. Ik zag mijn vader ook weinig, hij was altijd aan het werk, en toch was ik stapelgek op hem.”
Wat zijn je plannen voor de toekomst? Je bemoeit je graag tegen het overheidsbeleid aan. Nu is de vacature voor Rijksbouwmeester vacant. Iets voor jou?
“Nee, mij moet je niet in bureaucratische structuren stoppen. Dat werkt niet, dan kan ik niet meer mijn gang gaan. Het is absoluut mijn ambitie om als een visionair richting te geven aan de inrichting van Nederland. Floris (Alkemade, red.) heeft dit afgelopen termijn heel goed gedaan. Maar ik denk dat ik meer voor elkaar krijg door vanuit Mecanoo nieuwe opgaves te agenderen. Ik zie het als mijn rol om bestuurders en politici aan te spreken en te inspireren. Als architect heb ik hen nodig, maar andersom geldt hetzelfde.”
“Daarnaast moet je als Rijksbouwmeester zo ongeveer je hele bureau opgeven. Dat ben ik niet van plan. Mensen zeggen wel eens: ‘straks heb je je hele werkende leven alleen ingezet voor Mecanoo. Moet je niet ook wat anders doen?’ Maar ik kan alles doen wat ik wil. Als ik les wil geven, kan ik lesgeven. Met het bureau verdiep ik me in de thema’s die ik relevant acht. En werk ik aan de mooiste gebouwen van de wereld. I’m privileged.”