Zelfstandig fietsen of lopen naar school is gezond voor kind én omgeving. Nu het coronavirus rondwaart al helemaal. Minder kans op besmetting, maar ook meer beweging, een grotere zelfredzaamheid, meer spontane ontmoetingen en minder auto’s in de straten. Hoe werkt dit in onze grote steden, zoals Rotterdam? Kunnen kinderen daar op een veilige manier zelfstandig naar school? De interactieve, zachte kaart van PosadMaxwan brengt in beeld wat de ‘beloopbaarheid’ van de basisscholen in Rotterdam is. Naast de ruimtelijke aspecten van de schoolomgeving blijken echter ook het gedrag en de beleving van invloed zijn.
Net voor de coronacrisis uitbrak, bezicht ik de Rooms-Katholieke Basisschool Meester Baars in IJsselmonde, Rotterdam. Auto’s dromden zich op in de smalle straat. Het is spitsuur. Medewerkers van de school zorgden dat alles in goede banen verliep. Deze gang van zaken is geen uitzondering in Nederland. Volgens CROW-KpVV (2013) wordt 30% van de kinderen structureel naar school gebracht met de auto. Dit leidt tot knelpunten op het gebied van gezondheid, duurzaamheid en verkeersveiligheid. Zeker omdat het verkeer toeneemt in Nederland. Ten opzichte van 2008 reden er in 2018 één miljoen auto’s meer op de weg en zijn er nieuwe voertuigen, zoals de elektrische fiets bijgekomen. Deze veranderingen in het verkeer vragen om nieuwe maatregelen om de stad veilig te houden, specifiek voor bepaalde doelgroepen als jonge verkeersdeelnemers. De afgelopen jaren is er daarom veel aandacht geweest voor schoolmobiliteit vanuit onderzoek en beleid.
Een veilige schoolomgeving
Doel van de beleidsprogramma’s van gemeenten en het Rijk is vaak om de verkeersveiligheid van de schoolomgeving te vergroten. Met de auto naar school gebracht worden, is veilig voor dat kind, maar niet voor de omgeving. Ook is het belangrijk dat kinderen jong leren hoe veilig deel te nemen aan het verkeer (SWOV, 2019). Daarnaast heeft zelfstandig lopen of fietsen naar school veel bijkomende voordelen voor het kind: een betere conditie, een betere concentratie op school, minder overgewicht en meer contacten met buurtgenootjes (CROW-KpVV, 2013). Zelfstandig lopen en fietsen naar school betekent voor de ouders een minder drukke ochtendspits en voor de stad schonere lucht (want minder auto’s). Maar wat maakt een schoolomgeving uitnodigend voor de leerlingen om zelfstandig naar school te gaan?
Beloopbaarheid in kaart gebracht
De nabijheid van een school bepaalt voor een groot deel of kinderen te voet, te fiets of met de auto naar school gaan (CROW-KpVV, 2013). Daarnaast maakt de verkeerssituatie en inrichting van de openbare ruimte het verschil. Volgens onderzoek van de Vrije Universiteit Amsterdam (2009) speelt de aanwezigheid van groen en water, de afwezigheid van hondenpoep en afval, en de infrastructuur (voet- en fietspaden, inrichting van de straat, 30-km zones etc.) een grote rol.
Om grip te krijgen op de ‘beloopbaarheid’ van een schoolomgeving heeft PosadMaxwan een zogenoemde zachte kaart van Rotterdam gemaakt: een interactieve kaart, waarin Rotterdammers kunnen uitzoeken welke basisscholen in de buurt binnen tien minuten beloopbaar zijn. En mocht dat zo zijn, in hoeverre het ook een goed idee is om je kinderen de weg naar school zelfstandig te laten afleggen. Welke onveilige situaties komen ze onderweg tegen?
De beloopbaarheid van iedere schoolomgeving is berekend aan de hand van verschillende indicatoren: de hoeveelheid kruispunten, het netwerk en kwaliteit van de voetpaden, fysieke obstakels op en rondom deze voetpaden, de indeling van de straat, de hoeveelheid publiek programma in de plint (ogen op de straat) en het aantal parkeerplaatsen. Binnen deze indicatoren ligt de nadruk op de veiligheid, zo wordt ook het aantal ongevallen met voetgangers meegenomen. Voor elke schoolomgeving in Rotterdam is op basis van deze factoren een score berekend. Hoe hoger de score, hoe beter de beloopbaarheid is.
Opvallende score voor Meester Baarsschool in IJsselmonde
Voor een buurtschool is de score van schoolomgeving belangrijker dan voor een school met een groter verzorgingsgebied, omdat in potentie een groter aantal kinderen zelfstandig naar school gaat. Uit de analyse van PosadMaxwan valt de lage score van schoolomgeving van de Meesterbaarsschool in IJsselmonde op. Het is een echte buurtschool, relatief veel leerlingen wonen op korte afstand van de school, maar de schoolomgeving heeft een laag cijfer voor beloopbaarheid. Ik ben benieuwd hoe de school dit zelf ervaart.
Liefst lopen of met de fiets
Begin maart ging ik op bezoek bij de leerlingen van groep 7/8 van juffrouw Angelica op de Meester Baarsschool. Ze vinden lopen en fietsen naar hun school fijn, leuk en gezellig. “Ik vind het grappig om jongere kinderen te zien spelen.” “Het is leuk om vogels te zien eten in het groen langs de route.” Om inzicht te krijgen in de routes die de kinderen naar school afleggen, vraag ik de leerlingen hun route naar school te tekenen. Hoewel de getekende routes soms al erg lang lijken, kan de route wat de leerlingen betreft soms ook niet lang genoeg zijn. “Jammer dat het zo kort is naar school. Ik vind lopen fijn en ik zou soms langer willen lopen voor mezelf.” Sommige kinderen gaan daarom lopen met de fiets aan de hand om langer te kunnen kletsen met klasgenoten.

Hun beleving van de route van en naar school is echter niet slechts positief. Ze hebben te maken met autobestuurders die niet opletten, fietsers die druk in de weer zijn met hun telefoon, wegversperringen en drukke wegen en trambanen die ze moeten overteken. Ook noemt een leerling een stuk bos waardoor ze van haar ouders moet omlopen vanwege de veiligheid. Hun juf Angelica beaamt hun observatie: “De schoolomgeving is wel redelijk vol en krap. De lijnbussen door de Koninginneweg gaan bijvoorbeeld ook over de fietsstrook, er staan veel bomen op het fietspad en er missen oversteekplaatsen met zebrapaden.” In de ervaringen van de kinderen en juf Angelica is het dus zowel de fysieke inrichting van de omgeving als het gedrag van de weggebruikers die het lopen en fietsen naar school beïnvloeden.
“Op ooghoogte van het kind zie je het pas.”
Kwetsbaar
Het kind zou het uitgangspunt moeten zijn voor een veilig ingerichte schoolomgeving, want het is de meest kwetsbare verkeersdeelnemer. Kinderen van verschillende leeftijden hebben verschillende vaardigheden en gedrag in het verkeer en ervaren hun omgeving op een andere manier. Zo zijn de motorische vaardigheden en het reactievermogen bij jongere kinderen nog minder sterk, terwijl voor oudere leerlingen gevaarherkenning soms nog te wensen overlaat. Daarnaast speelt de lengte van het kind een rol: kinderen verdwijnen soms uit het zicht achter auto’s, containers en struiken. Een groot deel van de leerlingen uit de klas van juffrouw Angelica, kinderen van 10 tot 12 jaar, gaan zelfstandig naar school. Voor de jongere leerlingen van de Meester Baarsschool ligt dit mogelijk anders. Uit onderzoek blijkt dat 17 procent van de basisschoolkinderen zelfstandig naar school gaat. Dat zijn vooral kinderen ouder dan 8-9 jaar (CROW-KpVV, 2013). Met zicht op de middelbare school is het belangrijk dat jonge kinderen leren zelfstandig naar school leren gaan.
Tilburg Veilig naar school
In het onderzoek en beleid van de afgelopen jaren krijgen de ervaringen van de kinderen zelf daarom ook een steeds grotere rol. Een voorbeeld is een interessant project vanuit de gemeente Tilburg: Tilburg veilig naar school. In het kader van dit project is op zes basisscholen een ‘schoolschouw’ gedaan. Kinderen tekenden de route naar school en verkenden deze vervolgens met onderzoekers van de gemeente en hun ouders. In groepjes presenteerden ze tips en tops. Deze bevindingen zijn met ontwerpers vanuit de gemeente uitgewerkt tot uniforme maatregelen die toepasbaar zijn voor alle basisscholen in Tilburg: oranje voetstapjes, zebrapaden en vrolijke hekken.

Wijkregisseur en projectleider Inez Rastovac: “De kinderen hebben een verfrissende blik en geven soms andere dingen aan die ze gevaarlijk vinden op weg naar school dan ouders doen.” Daarbij is het ook de beleving van de omgeving die telt voor de leerlingen. “De uiteindelijke oplossingen zijn misschien niet zo vernieuwend, maar de vormgeving wel.” Onderdeel van deze beleving is niet alleen de fysieke inrichting, maar ook de perceptie daarvan, door ouders en kind. Onderzoek wijst bijvoorbeeld uit dat het gevoel van veiligheid vanuit ouders een grote rol speelt in de keuze hoe kinderen naar school gaan. (CROW-KpVV, 2013; Van den Berg et al., 2020). En dit gevoel is niet alleen afhankelijk van de infrastructuur, maar ook van sociale cohesie in de buurt (Van den Berg et al., 2020). En, zo blijkt uit de gesprekken met Inez en de klas van Angelica, voor een groot deel ook van het gedrag van de verkeerdeelnemers. De belangrijkste uitkomst van het project in Tilburg is voor Inez dan ook vooral het gesprek dat moet worden gevoerd tussen ouders, kinderen, gemeente en de buurt.
Kindvriendelijke stad
De zachte kaart van PosadMaxwan is een mooie aanleiding om het gesprek in Rotterdam te voeren over een veilige en fijne schoolomgeving. Daarbij is het van belang dat we zowel de ruimtelijke aspecten kritisch bekijken, als ook stilstaan bij het gedrag van de weggebruikers en de beleving van de leefomgeving. Vanuit het project Tilburg Veilig naar school kunnen we bovendien leren dat in dit gesprek het kind de hoofdrol moet krijgen. Een analyse van de zachte kaart laat wat mij betreft zien dat de belevingswereld van het kind in Rotterdam vaker centraal mag staan. Op naar een veiligere straten, zodat kinderen zelfstandig naar school kunnen, gezellig samen of alleen.