Op station Den Haag Holland Spoor is de voor mij goede uitgang eenvoudig te vinden: een bordje wijst richting centrum, en dus moet ik de andere kant op. Ik wil namelijk het station aan de achterkant verlaten om de Vliet op te zoeken en langs dit kanaal naar Delft wandelen.
De Laakmolen, die even verderop staat, aan het begin van de Vliet, is vervolgens ook eenvoudig te vinden. Hij staat er een beetje verloren bij, een ouderwetse molen midden in de moderne stad. Als ik langs de molen het kanaal afkijk richting centrum kan ik in de verte de hoge torens rond Den Haag CS zien, maar ik loop dus precies de ander kant op: de stad uit, richting Delft. In de trein naar Den Haag had ik vast wat vragen genoteerd: wanneer verlaat ik Den Haag? Wanneer ben ik in Delft? En: wat ligt daartussen?
Stadspoort
Na een klein uur wandelen, blijkt de vraag waar en hoe Den Haag stopt verrassend duidelijk te beantwoorden. De Vlietbrug bij Rijswijk, eigenlijk een viaduct voor de A4 over de Vliet, fungeert voor een wandelaar langs de Vliet als een soort reusachtige stadspoort. Hier onderdoor lopend laat ik de stad achter me. Overigens zou blijken dat de vraag waar Delft begint, niet zo eenduidig te beantwoorden is. Het is een vage en nogal rommelige overgang. Het is alsof ik Delft een paar keer binnenloop.
Ook het gebied waar ik na de ‘stadspoort’ inloop is moeilijk te duiden. Er zijn weliswaar een paar heuse weilanden met schapen en koeien, maar ‘platteland’ is toch niet de juiste benaming. Mij lijkt het eerder vee van hobbyboeren en lijkt het gebied sowieso vooral gebruikt te worden om te ontspannen: ik zie verschillende groepjes hardlopers (waarvan overigens sommigen Engels, Frans of Chinees met elkaar praten) en oudere stellen op fietsen. Bovendien zie ik aan de overkant van het kanaal een enorm golfterrein en aan mijn kant van de Vliet bevindt zich een volkstuintjescomplex.
Een trotse toren
Als ik over de volkstuintjes kijk, zie ik opeens de stad weer opdoemen, in de vorm van het reusachtige, gloednieuwe gebouw van het Europees Octrooi Bureau. Al eerder had ik het gebouw gezien, toen ik over de Nassaukade liep. Ik had mij er toen al over verbaasd omdat ik toen al het gevoel kreeg dat ik de stad achter me begon te laten. Aan de overkant van het kanaal zag ik namelijk het (in de winter gesloten) pretpark Drievliet en vlak daarna het landhuis Drievliet met omringend landgoed. En precies op moment dat ik gevoel heb dat ik de stad door een ‘stadspoort’ echt heb verlaten en het open, groene land inloop, zie ik opeens die kolos weer.
Hoog torent het enorme kantoorgebouw boven de volkstuintjes uit. Het is een vreemd, bijna absurd gezicht. Het is een tang op een varken, of een vlag op een modderschuit. Waarmee ik niet wil zeggen dat volkstuintjes een modderschuit zijn, integendeel eigenlijk. Ik ben gek op volkstuintjes en ben zelf trotse bezitter van ‘een landje’ met een huisje dat ik graag mijn datscha noem. Maar in vergelijking met die trotse, en eerlijk gezegd nogal protserige toren, zien de volkstuintjes er kwetsbaar en fragiel uit. Onwillekeurig vrees ik het ergste: hoe lang zullen de volkstuinders het nog vol kunnen houden? Hoe snel zal de stad oprukken en de ommelanden steeds meer verzwelgen?
Maar als ik, nadat ik doorgelopen ben, nog even omkijk en de toren van wat verderaf weer zie, bedenk ik dat je de toren niet per se als bedreiging hoeft te zien. Je kunt hem ook zien als symbool van veiligheid en geborgenheid. Want als ik andersom, vanaf Delft naar Den Haag was gelopen, was het misschien wel heel prettig om al van ver te zien waar de stad is. Misschien wel zo vertrouwd als het voor een reiziger eeuwen geleden moet zijn geweest om al in de verte een kerktoren te zien en te weten dat daar de stad ligt, met muren waarbinnen je je veilig en geborgen kan wanen.
Triomf van de stad?
Tegenwoordig worden kantoortorens zoals deze gezien als symbolen van voorspoed, vooral in economische zin. Ze belichamen de ‘triumph of the city’, zoals de titel luidt van het beroemde en misschien inmiddels ook wel beruchte boek van Edward Glaeser. Een paar jaar geleden schreef ook Zef Hemel met ‘De toekomst van de stad’ een regelrechte lofzang op de grote stad. Tot mijn afgrijzen moedigt Hemel stedenbouwers en planners aan zich voornamelijk op Amsterdam te concentreren en die stad uit te laten groeien tot een ‘echte metropool’, met wel twee miljoen inwoners. Enigszins geruststellend en in elk geval sympathiek vond ik dat Hemel in zijn boek ook een mooie lofzang aanheft op de volkstuintjes die vrijwel elke stad omringen.
De combinatie van een grote stad met zijn trotse torens en de laag-bij-de-grondse volkstuintjes ziet er op eerste gezicht misschien absurd uit. Maar hoe contrasterend ook, misschien is er niet zozeer sprake van tegenstelling, maar eerder van complementariteit. Ze vullen elkaar aan, het is niet tang en varken, maar mes en vork.
Wil je op de hoogte blijven wanneer deze dubbelverhalen online komen? Meld je dan aan voor de nieuwsbrief!
Fotografen Christian van der Kooy en Rubén Dario Kleimeer en filosoof Pieter Hoexum zijn een jaar lang op ontdekkingstocht in de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH). De druk op de ruimte is hoog, waardoor de ruimte snel verandert. Steden kloeken aan elkaar. Waar houdt Rotterdam op en begint Delft? En hoe gaat Delft via Rijswijk over in Den Haag? Is er in het tussengebied nog sprake van het zogenoemde ‘vredige platteland’? Zijn er nog onbestemde plekken waar ongeplande activiteiten kunnen plaatsvinden?
Centraal staat in hun ontdekkingstocht gebruik van de aloude waterweg Delftse Schie, Zuidvliet, Rijn-Schiekanaal, die Rotterdam en Den Haag met elkaar verbindt, als de rode draad van deze serie. Fotografen Christian en Rubén vertrekken daarbij vanuit hun eigen woonplaats; Rubén uit Rotterdam en Christian uit Den Haag, en werken naar elkaar toe. Parallel aan deze fotoserie bezoekt filosoof Pieter Hoexum als buitenstaander het gebied en deelt met ons zijn bevindingen.
Wil je op de hoogte blijven wanneer deze dubbelverhalen online komen? Meld je dan aan voor de nieuwsbrief!
Deze reeks wordt mede mogelijk gemaakt door het Stimuleringsfonds voor de Creatieve Industrie.