”Ik wil agenda maken op basis van onderzoek. Tegelijkertijd wil ik de opgedane kennis meteen toetsen in de praktijk. Ik geloof dat innovatie alleen ontstaat door het koppelen van theoretische inzichten aan de realiteit,” vertelt Jolijn Valk die sinds acht jaar Urban Echoes runt. Zonder een revolutie te starten, wil Jolijn het anders doen. “Een eigen architectenbureau oprichten had voor mij alleen maar zin als ik een verschil zou maken.”
Waardoor word jij als architect gedreven?
“Door middel van architectuur wil ik een verhaal vertellen. Nadenken over de toekomst, dit vatten in schetsen, tekeningen en beelden en vervolgens ook met verschillende partijen te bouwen, vind ik fantastisch. Al ben ik tot nu nog nooit helemaal tevreden geweest over het eindresultaat. Omdat je in de bouw met zoveel verschillende partijen samenwerkt en zoveel factoren van invloed zijn, zijn de gedachten van waaruit ik werk altijd radicaler zijn dan het gebouwde ontwerp. Dit zorgt wel gedrevenheid, waardoor ik het de volgende keer nog beter wil doen.”
Waar loop je in de praktijk dan tegenaan?
“Ik heb in het verleden meegemaakt dat op een bepaald moment in het bouwproces gezegd wordt: dit kan niet, want wij werken niet zo. Het gesprek wordt op dan meteen afgekapt. Daarnaast zijn we in Nederland een beetje doorgeslagen in alle regelgeving. Als architect heb je te maken met EPC-normen, vastgelegde rooilijnen en ventilatiedebieten. Uiteraard is strenge regelgeving van groot belang i.v.m. energie- en klimaatneutraal bouwen, maar soms slaat het de plank mis. De duurzaamheid van een gebouw lijkt dan in een Excel-sheet te zitten en er wordt te weinig vooruitgekeken. Hierdoor is de redelijkheid van een goed gebouw soms ver te zoeken. Nieuwe gebouwen zijn soms niet prettig om in te leven – je mag er geen raam openzetten en er komt amper daglicht naar binnen door de triple zonwerende beglazing -, maar ze voldoen wel aan een EPC van 0,0. Dat is natuurlijk onwenselijk.”
“Bij twee woningbouwprojecten hebben we samen staan voegen om tot het gewenste resultaat te komen.”

Hoe ga jij in de praktijk om met conservatieve werkmethodes?
“Ik probeer door deze waanzin heen te prikken en opnieuw met elkaar in gesprek te komen. Zo zijn we ook betrokken bij vragen die tijdens de uitvoering ontstaan, zodat de details gerealiseerd worden zoals we ze hebben bedacht. Een goede relatie tussen aannemer en architect, de bouwer en de bedenker, leidt tot de mooiste oplossingen. Bij twee woningbouwprojecten, Zuiderheide en dakwoning Pondok, hebben we bijvoorbeeld samen staan voegen om tot het gewenste resultaat te komen. Ik toonde daarmee de bereidheid om mee te denken, maar ook dat meer mogelijk is dan gedacht. Het zijn uiteindelijk twee bijzondere gebouwen geworden waar alle partijen trots op zijn.”

Lukt het je ook om door de Nederlandse regelgeving heen te prikken?
“Dat is wel lastig, want alles moet doorgerekend worden. Zo hadden we voor een school een inventief, natuurlijk ventilatieprincipe bedacht door op het dak een kas te plaatsen waarin de lucht wordt voorverwarmd voordat die naar de installaties gaat. Daarmee zouden we veel kosten en energie besparen. Er bleek echter nog geen goed rekenmodel te zijn die dit kon ‘goedkeuren’. Het wordt nu zo uitgevoerd dat het bij start voldoet aan de berekende wettelijke eisen en dat in de toekomst de kas wel kan worden ingezet zoals bedoeld.”

Vind je dat architecten bij uitstek geschikt zijn om innovatie in de bouw te stimuleren?
“Architecten zijn goed in het visualiseren van alternatieve scenario’s, over hoe de toekomst er ook uit kan zien. Deze creatieve en kritische kracht is belangrijk als het gaat om innovatie binnen de bouw. Zo moet de bouw nu komen met oplossingen voor het woningtekort en de klimaatcrisis. Het beste werkt dit als architecten van begin tot eind betrokken zijn in het ontwerp- en bouwproces. Onze creatieve denkkracht is nodig voor de vooruitgang in de bouw. We moeten daarom onze rol opeisen.”
Hoe kom je zelf tot alternatieve scenario’s?
“Ik heb een ontwerpend onderzoek opgestart dat inspeelt op de huidige woningnood in steden en de klimaatcrisis. Zo moeten we in Nederland een oplossing vinden voor de vele modernistische woonwijken die momenteel verloederen en niet meer aan de hedendaagse eisen voldoen. Als ‘casestudy’ kijk ik samen met architect Yukiko Nezu naar een gebied bij de Sloterplas in Amsterdam van Van Eesteren. Vervolgens vragen we ons af: hoe kunnen we hier een nieuwe structuur aan toevoegen zodat er meer diversiteit ontstaat?”

“Om antwoord te vinden op deze vraag projecteren we het gedachtegoed van Constants New Babylon als vertegenwoordiger van de huidige maatschappij, op de wijk en onderzoeken we welke aanleidingen er zijn om nieuwe plekken te maken. In dit onderzoek, verweven we nieuwe structuren met de bestaande. Deze nieuwe structuren zijn dragers van collectiviteit, spel, interactie èn natuur hebben een katalyserende werking op de naoorlogse wijken. Samen met verschillende partijen, zowel kleine als grote, proberen we deze wijken nieuw leven in te blazen en een duurzame toekomst te bieden.”
“Ik wil geen vrouwelijke architect worden genoemd. Als ik word aangesproken op mijn vrouw-zijn, gaat het ineens over sekse, terwijl ik het over mijn vak wil hebben.”
Net als de Deense architect Dorte Mandrup-Poulssen wil Jolijn geen vrouwelijk architect worden genoemd. Als ze wordt aangesproken op haar vrouw-zijn, gaat het ineens over sekse, terwijl ze het over haar vak wil hebben. Maar het is wel relevant, want ze in de door mannen gedomineerde bouwwereld wordt ze als vrouw lang niet altijd als volwaardig gezien.
Hoe zou je jouw positie het liefst zien?
“Dat je deze vraag niet meer hoeft te stellen. In de bouw zijn vrouwen nog steeds ondervertegenwoordigd. Dat is aan het veranderen, het kost alleen tijd en ook een revolutie op politiek niveau. Kijk bijvoorbeeld naar de Scandinavische landen. Daar is de emancipatie stukken verder. Eind vorige eeuw is daar het hele politieke systeem ingezet op gelijkheid, zodat vrouwen net als de mannen ook konden werken. Hierdoor zijn kinderopvang en ouderverlof veel beter is geregeld. In Scandinavië zitten dan ook veel vrouwen op hoge posities in de politiek en de academische wereld.”
“In Nederland stelt de overheid dat de markt dit probleem zelf moet oplossen, maar daar ben ik het niet mee eens. Zonder een ander beleid, gaat de emancipatie niet lukken. Op de Academie van Bouwkunst in Amsterdam geef ik les aan meer vrouwen dan aan mannen, maar in de praktijk blijkt nog maar 24% van de architecten vrouw te zijn. En dit ligt echt niet aan de vrouwen, die willen wel, maar de huidige werkomstandigheden maken het ze wel moeilijk om in het vak te blijven. Het is heel lastig om carrière te maken als je er een tijdje uit bent geweest of als je tijdelijk minder werkt.”
In hoeverre word je geconfronteerd met je vrouw-zijn in de dagelijkse praktijk?
“Soms worden bepaalde dingen tegen mij gezegd, gewoon omdat ik vrouw ben. Zo krijg ik regelmatig te horen dat ik ‘vrouwelijke’ architectuur maak, omdat ik veel kleur toepas en aandacht heb voor het kleinste detail, van de voeg tot de deurbel. Terwijl mannen natuurlijk net zo goed sensitieve ontwerpen maken en vrouwen keiharde modernistische gebouwen neerzetten.”
“Daarnaast krijg ik tegenwoordig te horen als ik met een selectie meedoe: jij hebt in ieder geval al een voordeel, want jij bent een vrouw. Dan kan ik mijn schouders ophalen en dit negeren, maar dan komt ook de feminist in me naar boven en hoor je me wel. Het is heel goed dat de discussie over diversiteit op de werkvloer opgang komt en dat we steeds meer bewust worden dat alleen inclusieve teams inclusieve steden, plekken en ontwerpen maken. Daar draag ik graag mijn steentje aan bij.”